Alice ging als eerste aan de slag met een groepje jonge ponyruiters. Haar dochter Jantien (10) met de enthousiaste zevenjarige Simply Brown (v. Kanshebber), Kane van Houte (10) met de ervaren Fernhill First Lady en Senna van Houte (12) met de bonte Tulibards Missy Elliot rijden allemaal op B-niveau. Voor de aanwezigen was het leuk om Alice met de jonge combinaties bezig te zien. Dit is immers de dagelijkse praktijk voor veel instructeurs. De entourage was spannend genoeg voor kinderen en de pony’s. Alice: ‘Ik vind het allerbelangrijkste dat kinderen lekker ponyrijden, spelenderwijs bezig zijn. Daarbij let ik er wel op dat ze goed op de pony zitten. Als je goed op de pony (of het paard) zit, met korte beugels en een stil onderbeen, is je balans beter, zit je steviger en kun je makkelijker de juiste hulpen geven. Daar heb je je hele leven profijt van. Iedereen kan leren netjes te zitten. Ik werk met kinderen graag met balkjes. Dat is minder saai voor ze en ondertussen rijden ze eigenlijk gewoon dressuur.’ Alice laat de kinderen over balkjes rijden, op een volte of rechte lijn. Daarbij wordt aandacht besteed aan rust, ritme en mooie wendingen. ‘De pony’s zijn druk. Dan laat ik ze bewust nog niet galopperen. Als ze een beetje gewend zijn, komt de ontspanning en dan kun je ze laten galopperen.’ Via het interactieve scherm, kunnen de aanwezigen vragen stellen met hun mobieltje. Of Alice tips heeft voor een zenuwachtige pony? ‘Zelf rustig blijven, langzaam lichtrijden en veel belonen’, adviseert de ervaren amazone en instructrice. Samen met Merel, Elaine en presentator Dirk Stuip ontstaat een leuk samenspel. Merel raadt voor de kleine Kane en zijn overenthousiaste First Lady een voortuigje – of liever nog een beugelriem om de hals – aan. Zodat hij daar iets meer steun aan heeft, zonder aan de teugel te hoeven trekken. ‘En een knoop in de teugel. Als hij dan de teugel een keer kwijt raakt, grijpt hij makkelijk weer in de lus. Ik rijd er zelf ook vaak mee’, bekent Merel. Alice vult aan: ‘In Engeland rijden ze heel veel met zo’n halsriem. Ik raad ook aan in de cross de manen los te laten hangen. Dan kun je altijd een plukje manen pakken.’
Ritme, ritme
Van de balkjes gaat het naar een kruisje een steilsprong en een oxer. Telkens laag, telkens vanuit de rust. Meestal recht, maar Alice laat de combinaties ook schuin over de hindernissen springen. ‘Ik laat ze lijntjes rijden, zonder dat het aantal galopsprongen bekend is. Daar worden ze handig van. Recht, een beetje schuin. Laat de kinderen maar spelen. De (juiste) afstand rijden is minder belangrijk, zolang de pony maar niet gehinderd wordt in mond of rug. Als de galop goed is, dan komt de afstand vanzelf wel. Ritme, ritme, ritme: daar gaat het om. En dat geldt voor iedereen.’
Zelfs een smalletje – heel smal – wordt niet geschuwd met deze jonge combinaties. ‘Rustig vanuit draf beginnen. Wachten op de hindernis, die loopt niet weg. Laag oefenen, dan lukt het hoger ook wel.’ De basis is vertrouwen.
Verbinding
Dat geldt ook voor de die vijfjarige paarden die Merel heeft meegenomen. Met de jeugdruiters Bjinse Venderbosch, Jade Woeltjes en Sterre van Houte vormen ze gelegenheidscombinaties, die nog een beetje aan elkaar moeten wennen en daarmee uit het “werkelijke” instructeursleven gegrepen zijn. Bjinse rijdt de schimmel Jajadiva (v. Modesto), Sterre Julissa (v. Canabis) en Jade de hoog in het bloed staande Simon. ‘Bij een heet paard heeft de ruiter snel de neiging om eraf te blijven. Terwijl je daar juist “dicht” bij moet blijven. Niet hoog uit het zadel als je licht rijdt, onderbeen eraan houden. Mijn vader woont in Duitsland, dan belt hij me mobiel terwijl hij net bij de grens is. Hebben we een slechte verbinding en hoor ik maar de helft van het verhaal. Bel als je over de grens bent, denk ik dan. Zo is het met een paard ook: je blijft eraf, de verbinding is slecht, het paard krijgt de helft van het verhaal en gaat de rest zelf invullen.’
Luisteren
Net als bij Alice draait het bij Merel om ontspanning en vertrouwen. ‘De teugels niet te kort, dat is schijnveiligheid. Als de hals langer is, komt het paard meer in balans en kan zich ontspannen. Het is belangrijk om consequent te zijn. Met jonge paarden moet je je plan voor die dag soms aanpassen. Maar hoe je dingen doet, moet je natuurlijk niet veranderen. Elke keer de hulpen op dezelfde manier, dat is wel van belang.’
Na wat galopwerk over balkjes – ook hier – springen de combinaties wat lijntjes, eerst gewone hindernissen, daarna de crosshindernissen. ‘Met een jong paard kun je niet altijd de afstanden regelen. Dat maakt niet uit. In de cross gaat het alleen maar om ritme, ritme, ritme. Laat de afstand gewoon komen. De paarden moeten leren zelf mee te kijken. In een cross – zelfs op het hoogste niveau – kan de ruiter niet álles regelen.’ Alice: ‘Een paard moet een “vijfde” been te ontwikkelen.’
‘Vertrouwen is het allerbelangrijkste’, is Merel van mening. ‘Een jong paard hoef je eigenlijk nooit af te straffen. Ze mogen veel bij mij, als ze maar luisteren. Been is vooruit, altijd. Of het nu over een balkje, een hindernis, een haagje of een greppel is. Zodra een paard een beetje stuur en een rem heeft, ga ik met ze naar buiten. De eerste keer met een ervaren paard, daarna altijd alleen. Ze moeten het hun hele carrière immers alleen doen. Ik steek veel tijd in dit stuk van de opleiding, daar heb je later profijt van. Bij jonge paarden gaat het altijd anders dan we gewend zijn. Blijf toch altijd de goede hulpen geven, blijf altijd het goede doen.’ Terwijl de trainster de combinaties helpt, praat ze veel tegen haar – immers eigen – paarden. ‘Inderdaad, zeker bij jonge paarden. In de eerste crossjes die ze lopen ben ik heel aanwezig. Veel belonen, kalmeren. Vertrouwen geven.’
Meer lezen