Het is een terugkerende trend: voor aanvang van grote hippische evenementen klinkt door buitenstaanders een roep om dierenwelzijn. Vlak voor Jumping Amsterdam (23-26 januari) is de gemeente Amsterdam, tevens sponsor van het evenement, gewezen op de eigen dierenwelzijnsnota, waarin staat dat er geen evenementen worden georganiseerd wanneer dit ten koste gaat van het welzijn van dieren. Drievoudig olympisch kampioene Anky van Grunsven stelt in haar column de criticasters gerust.
Steeds vaker grijpen zogenaamde ’kenners’ internationale paardensportwedstrijden aan om paardenwelzijn ter discussie te stellen. Weten ze écht waar ze het over hebben of zijn ze vooral bezig media-aandacht – al dan niet in hun blootje – te genereren?
Ik vind het goed dat buitenstaanders de paardenwereld scherp houden, maar dan wel op basis van feiten en goede onderbouwingen. Niet door simpelweg te roepen en naar hartenlust resultaten van onderzoeken door elkaar te husselen of bij elkaar op te tellen, net hoe het uitkomt. Een klein groepje criticasters speelt in op de onwetendheid van het grote publiek om een hetze tegen de sport te creëren.
Geloof mij: intern in de paardenwereld stellen we ons voortdurend de vraag hoe het beter en anders kan. Deze week werd mij op het KNHS-trainersplatform de vraag gesteld of de paardensport is veranderd. Daar kan ik een heel duidelijk antwoord op geven: niet alleen het niveau is veranderd. Wij zijn ons vooral veel bewuster geworden van wat paarden nodig hebben.
Vroeger hadden we een hoefsmid en heel misschien een dierenarts. Maar al in 1988 voor de Spelen van Seoul zag ik voor het eerst bandages om de benen van een paard. Dat was om paarden beter te laten herstellen na een training of een wedstrijd.
Deze ontwikkelingen zijn de laatste dertig jaar doorgegaan. Je hebt tegenwoordig veterinairs, artsen die er puur voor de paarden zijn, fysiotherapeuten, voedingsspecialisten, tandartsen, etc. De paardensector evalueert en verbetert zichzelf voortdurend en is zeer zelfkritisch. Paardenwelzijn moet in onze sport centraal staan. Topsport is alleen mogelijk wanneer er een unieke band bestaat tussen paard en ruiter. En dat begint bij een paard dat gezond én gelukkig is, zowel fysiek, mentaal als emotioneel.
Daarbij weet elke ruiter: een paard kan absoluut niet faken. En laat zich zeker niet dwingen om te komen tot prestaties. De ’kenners’ zeggen bijvoorbeeld dat paarden geconditioneerd zijn, dat zij passief en hulpeloos reageren. Laat ik even meegaan in dit verhaal, dat paarden gedwongen worden. En dat zij zo ver zijn dat zij zelfs geen verzet meer tonen. Juist dan zou dit altijd zichtbaar zijn in uiterlijke kenmerken. Want nogmaals, een paard kan niet faken: de glans gaat van zijn vel, de spieren nemen af, de ogen worden dof en het laat de oren hangen. Een gelukkig paard zal daarentegen stralen en glanzen.
Steeds vaker grijpen zogenaamde ’kenners’ internationale paardensportwedstrijden aan om paardenwelzijn ter discussie te stellen. Weten ze écht waar ze het over hebben of zijn ze vooral bezig media-aandacht – al dan niet in hun blootje – te genereren?
Ik vind het goed dat buitenstaanders de paardenwereld scherp houden, maar dan wel op basis van feiten en goede onderbouwingen. Niet door simpelweg te roepen en naar hartenlust resultaten van onderzoeken door elkaar te husselen of bij elkaar op te tellen, net hoe het uitkomt. Een klein groepje criticasters speelt in op de onwetendheid van het grote publiek om een hetze tegen de sport te creëren.
Geloof mij: intern in de paardenwereld stellen we ons voortdurend de vraag hoe het beter en anders kan. Deze week werd mij op het KNHS-trainersplatform de vraag gesteld of de paardensport is veranderd. Daar kan ik een heel duidelijk antwoord op geven: niet alleen het niveau is veranderd. Wij zijn ons vooral veel bewuster geworden van wat paarden nodig hebben.
Vroeger hadden we een hoefsmid en heel misschien een dierenarts. Maar al in 1988 voor de Spelen van Seoul zag ik voor het eerst bandages om de benen van een paard. Dat was om paarden beter te laten herstellen na een training of een wedstrijd.
Deze ontwikkelingen zijn de laatste dertig jaar doorgegaan. Je hebt tegenwoordig veterinairs, artsen die er puur voor de paarden zijn, fysiotherapeuten, voedingsspecialisten, tandartsen, etc. De paardensector evalueert en verbetert zichzelf voortdurend en is zeer zelfkritisch. Paardenwelzijn moet in onze sport centraal staan. Topsport is alleen mogelijk wanneer er een unieke band bestaat tussen paard en ruiter. En dat begint bij een paard dat gezond én gelukkig is, zowel fysiek, mentaal als emotioneel.
Daarbij weet elke ruiter: een paard kan absoluut niet faken. En laat zich zeker niet dwingen om te komen tot prestaties. De ’kenners’ zeggen bijvoorbeeld dat paarden geconditioneerd zijn, dat zij passief en hulpeloos reageren. Laat ik even meegaan in dit verhaal, dat paarden gedwongen worden. En dat zij zo ver zijn dat zij zelfs geen verzet meer tonen. Juist dan zou dit altijd zichtbaar zijn in uiterlijke kenmerken. Want nogmaals, een paard kan niet faken: de glans gaat van zijn vel, de spieren nemen af, de ogen worden dof en het laat de oren hangen. Een gelukkig paard zal daarentegen stralen en glanzen.