Gepassioneerd is hij van lesgeven. En van dressuur. Tonnie Huberts uit het Brabantse Beers zit al zijn leven lang in de paarden. Rijdt zelf Grand Prix, is de vader van Grand Prix-amazone Carlijn Huberts, heeft zijn niveau vijf trainer-coachdiploma en geeft uitverkochte clinics. En werkt daarbij parttime al veertig jaar voor de NVWA. Tegelijkertijd is Tonnie Huberts nuchter en wars van dikdoenerij: “Ik vind het belangrijk om met beide benen op de grond te blijven staan en te genieten van wat er is.”
Tegenover zijn ouderlijke boerderij in Beers heeft de familie Huberts sinds 1991 hun accommodatie met woonhuis. Geen protserigheid, geen gouden knoppen maar wel picobello verzorgd. Met negen boxen, vier grote open loopstallen, een binnenbaan, een 20 X 60 buitenbaan en weilanden. Tonnie, 60 inmiddels, woont er met zijn vrouw Caroline die nationaal dressuuramazone is en als verpleegkundige in de zorg werkt. En hun dochters Carlijn (20) en Evelien (18) natuurlijk, van wie Carlijn als Grand Prix-amazone in de sport het vaakst de pers haalt, onder andere met de zilveren teammedaille tijdens het EK U25 in Exloo. Ze studeert diergeneeskunde maar is heel vaak thuis te vinden omdat daar ook haar Watoeshi (v. Rousseau) op stal staat. Evelien wint op ZZ-zwaar-niveau en ze combineert het paardrijden met de studie food technology in Wageningen.
Tonnie Huberts groeide er op als zoon van een varkenshouder: “Mijn vader was een stamboek-topfokker die ook zelf in Engeland varkens ging kopen. Was in die tijd best apart dat een boer Engels sprak. Maar hij was ook paardenliefhebber, werkte er vroeger mee. Ploegen met drie paarden ervoor, dat soort werk. Dat ik pony ging rijden was maar heel vanzelfsprekend en voor die tijd had ik ook best goede pony’s. Mijn moeder kwam uit Venhorst en haar buurjongen was Jo Willems, die gaf ons les, in Gassel hier vlakbij. Ik reed Z-dressuur, zelfs met een selectieplaats voor het EK. Springen deden we zelf, over pakken stro springen, gewoon spelenderwijs. Ik werd Z-springen maar ik geloof dat dat ook veel aan de pony lag want zo goed zag ik het niet. Bij de ponyclub in Haps, want hier in Beers hadden we dat toen nog niet.”
[caption id="attachment_171558" align="alignnone" width="798"] Thuis in de training met Uno[/caption]
We praten over eind jaren ’60, begin jaren ‘70, toen Tonnie naar de mavo in Cuyk ging en daarna naar de middelbare agrarische school en de middelbaar kader-opleiding in Horst: “Ik heb de school afgemaakt en ben begonnen als keurmeester op het slachthuis. Als ambtenaar dus. Mijn vader vond dat ik eerst maar eens een paar jaar moest werken voor een baas, die had wel in de gaten dat ik geen boer ging worden. En dit jaar heb ik mijn veertig jaar jubileum bij de NVWA als inspecteur/auditor bij EEG erkende vleesbedrijven. Ben ik altijd parttime erbij blijven doen, dat weten niet eens zoveel mensen.”
Tonnie Huberts heeft zijn leven lang zijn passie gevolgd: “Ik gaf als jong broekie al les, eigenlijk ging ik automatisch het instructiegebeuren in. De basiscursus, de commandantencursus, in Ermelo niveau drie en vier aan het begin van de jaren ’80.” In de tussentijd bekwaamde hij zich steeds meer als dressuurruiter: “Ik geloof dat ik negen keer NCB- en NKB-kampioen ben geweest in de dressuur. Ik heb bij de paarden ook M gesprongen maar daar had ik toch onvoldoende oog voor. Toen begon de specialisatie al. De eerste keer dat ik op iets hoger niveau reed was ook in de jaren ’80: bij de Vereniging van Dressuurruiters in het ZZ-licht. Toen kwam het nauwelijks voor dat iemand hoger dan Z2 reed. Ik werd een keer tweede bij de Karpendonkse Plas in Eindhoven, man, het was alsof ik de Olympische Spelen gewonnen gehad. Met een jonge First Trial xx trouwens, dat zou nou nog een modern paard zijn.”
“Toen en nu? Dat is niet te vergelijken,” vervolgt hij. “Toen was je al koning als je een goede wissel kon maken. En je kon NKB-kampioen worden met de nodige fouten. Het niveau is gigantisch omhooggegaan. Veel mensen zeggen dat het vroeger allemaal beter was maar daar ben ik het niet mee eens. Zowel wat betreft het rijden als de kwaliteit van de paarden. Toen had je misschien vijftien Grand Prix-combinaties in Nederland, als het er al zoveel waren, nu heb je er gemakkelijk honderdzestig. En de paarden zijn ook zoveel beter geworden. In die tijd had je bijna geen bloedpaarden, die werden al snel als lastig en te snel bestempeld. Dat kwam ook omdat de mensen daar niet mee om konden gaan. Het was van dik hout zaagt men planken. Kijk maar eens terug naar de combinaties waar je toen tegenop keek. Anky met Bonfire was een positieve uitzondering, die zou nou nog mee kunnen doen. Nu is het zaak om fijngevoeliger te rijden, de paarden zijn enorm bloederig geworden tegenover dertig of veertig jaar geleden in de tijd van de omschakeling van Gelderse en Groningse paarden naar de F1-kruisingen. Een hemelsbreed verschil met nu. Kijk eens naar wat ze in Tryon aan parcoursen bouwden en wat er top gesprongen werd. Als je dat toen voorspeld had, hadden ze je voor gek verklaard.”
[caption id="attachment_171560" align="alignnone" width="556"] In de proef met Uno[/caption]
Lesgeven, dat hoort bij Tonnie Huberts. “En door blijven ontwikkelen, dat is zo belangrijk. Jo Willems is altijd mijn leermeester geweest, een geweldige instructeur, een liefhebber en erg kundig. Maar ik heb ook les gehad van Johan Hamminga en nu van Hans-Peter Minderhoud, alle drie topinstructeurs. Een paar jaar geleden heb ik niveau vijf gehaald als coach. Daarvoor moet je zelf Grand Prix gereden hebben en leerlingen hebben op dat niveau. Sinds 2002 geef ik de hoger kader instructeurscursussen in Ermelo, samen met Johan Hamminga, Loes Corsel, Bart Bax en Ton de Kok. Mijn agenda zit vol met lessen. En ik mag her en der in het land clinics geven, vorige week nog in Nieuw-Beijerland. Alleen op zondag, dan kost het mijn eigen klanten geen les.”
Als de hele familie rijdt, moeten er ook paarden zijn. “Waar ik de paarden vandaan haal? Uit eigen fok en verder als ik er tegenaan loop. Ik ga niet specifiek op zoek. Uno, de Métall X Ramiro X John U to Berry xx-hengst waarmee ik Grand Prix rijd, kocht ik als driejarige bij mijn zwager Hans Jacobs, die hem samen met mijn zus bij Albert van Unen en Rodinde Hoogenraad had gekocht. Uit de fokstam van mijn vader kocht ik Egini, een jonge Ulster X Eclatant X Wachtmeester, daaruit kwam onder andere Othello die Grand Prix is geworden. Een jonge D-day die nog in de wei loopt, komt ook uit Egini. Nakomelingen uit de Gini-stam van Kees Hoogendoorn. We hadden nog een Doruto-merrietje Resie, dat was een verre nakomeling uit het werkpaard van mijn vader, met een Chronos-dochter ervan werd ik in 2000 NKB-kampioen Z2. Watoeshi, van mijn zus die Carlijn rijdt, is een Rousseau uit een Lancet-merrie en die kwam weer uit Resie. Mijn zwager heeft Watoeshi gefokt. Zo gaat dat. Weet je wanneer je weet of het een goed Grand Prix paard wordt? Als ie het doet. Van de 90 geselecteerde talenten bij Ajax gaat er misschien 1 naar het eerste elftal. Misschien. Talent? Oké, maar gezondheid, instelling, enzovoorts, het telt allemaal mee. Als het zo makkelijk was, hadden alle toppers er wel meerdere op stal staan.”
[caption id="attachment_171557" align="alignnone" width="1200"] Carlijn won in het Belgische Sint-Truiden de Grand Prix U25 met Watoeshi.[/caption]
Tonnie Huberts houdt zich niet bezig met handel: “Een paard verkopen? Dat is niet te combineren met mijn werk. Ik wil één ding doen en dat moet je goed doen. Of je zit in de handel of je geeft les. Plus: de handel moet in je zitten en ik ben nou eenmaal geen geboren handelaar. Ik vind het belangrijk om met beide benen op de grond te blijven staan en om te genieten van dat wat er is in goede gezondheid. Hoe ik de toekomst zie: lekker zo doorgaan!”
Gepassioneerd is hij van lesgeven. En van dressuur. Tonnie Huberts uit het Brabantse Beers zit al zijn leven lang in de paarden. Rijdt zelf Grand Prix, is de vader van Grand Prix-amazone Carlijn Huberts, heeft zijn niveau vijf trainer-coachdiploma en geeft uitverkochte clinics. En werkt daarbij parttime al veertig jaar voor de NVWA. Tegelijkertijd is Tonnie Huberts nuchter en wars van dikdoenerij: “Ik vind het belangrijk om met beide benen op de grond te blijven staan en te genieten van wat er is.”
Tegenover zijn ouderlijke boerderij in Beers heeft de familie Huberts sinds 1991 hun accommodatie met woonhuis. Geen protserigheid, geen gouden knoppen maar wel picobello verzorgd. Met negen boxen, vier grote open loopstallen, een binnenbaan, een 20 X 60 buitenbaan en weilanden. Tonnie, 60 inmiddels, woont er met zijn vrouw Caroline die nationaal dressuuramazone is en als verpleegkundige in de zorg werkt. En hun dochters Carlijn (20) en Evelien (18) natuurlijk, van wie Carlijn als Grand Prix-amazone in de sport het vaakst de pers haalt, onder andere met de zilveren teammedaille tijdens het EK U25 in Exloo. Ze studeert diergeneeskunde maar is heel vaak thuis te vinden omdat daar ook haar Watoeshi (v. Rousseau) op stal staat. Evelien wint op ZZ-zwaar-niveau en ze combineert het paardrijden met de studie food technology in Wageningen.
Tonnie Huberts groeide er op als zoon van een varkenshouder: “Mijn vader was een stamboek-topfokker die ook zelf in Engeland varkens ging kopen. Was in die tijd best apart dat een boer Engels sprak. Maar hij was ook paardenliefhebber, werkte er vroeger mee. Ploegen met drie paarden ervoor, dat soort werk. Dat ik pony ging rijden was maar heel vanzelfsprekend en voor die tijd had ik ook best goede pony’s. Mijn moeder kwam uit Venhorst en haar buurjongen was Jo Willems, die gaf ons les, in Gassel hier vlakbij. Ik reed Z-dressuur, zelfs met een selectieplaats voor het EK. Springen deden we zelf, over pakken stro springen, gewoon spelenderwijs. Ik werd Z-springen maar ik geloof dat dat ook veel aan de pony lag want zo goed zag ik het niet. Bij de ponyclub in Haps, want hier in Beers hadden we dat toen nog niet.”
[caption id="attachment_171558" align="alignnone" width="798"] Thuis in de training met Uno[/caption]
We praten over eind jaren ’60, begin jaren ‘70, toen Tonnie naar de mavo in Cuyk ging en daarna naar de middelbare agrarische school en de middelbaar kader-opleiding in Horst: “Ik heb de school afgemaakt en ben begonnen als keurmeester op het slachthuis. Als ambtenaar dus. Mijn vader vond dat ik eerst maar eens een paar jaar moest werken voor een baas, die had wel in de gaten dat ik geen boer ging worden. En dit jaar heb ik mijn veertig jaar jubileum bij de NVWA als inspecteur/auditor bij EEG erkende vleesbedrijven. Ben ik altijd parttime erbij blijven doen, dat weten niet eens zoveel mensen.”
Tonnie Huberts heeft zijn leven lang zijn passie gevolgd: “Ik gaf als jong broekie al les, eigenlijk ging ik automatisch het instructiegebeuren in. De basiscursus, de commandantencursus, in Ermelo niveau drie en vier aan het begin van de jaren ’80.” In de tussentijd bekwaamde hij zich steeds meer als dressuurruiter: “Ik geloof dat ik negen keer NCB- en NKB-kampioen ben geweest in de dressuur. Ik heb bij de paarden ook M gesprongen maar daar had ik toch onvoldoende oog voor. Toen begon de specialisatie al. De eerste keer dat ik op iets hoger niveau reed was ook in de jaren ’80: bij de Vereniging van Dressuurruiters in het ZZ-licht. Toen kwam het nauwelijks voor dat iemand hoger dan Z2 reed. Ik werd een keer tweede bij de Karpendonkse Plas in Eindhoven, man, het was alsof ik de Olympische Spelen gewonnen gehad. Met een jonge First Trial xx trouwens, dat zou nou nog een modern paard zijn.”
“Toen en nu? Dat is niet te vergelijken,” vervolgt hij. “Toen was je al koning als je een goede wissel kon maken. En je kon NKB-kampioen worden met de nodige fouten. Het niveau is gigantisch omhooggegaan. Veel mensen zeggen dat het vroeger allemaal beter was maar daar ben ik het niet mee eens. Zowel wat betreft het rijden als de kwaliteit van de paarden. Toen had je misschien vijftien Grand Prix-combinaties in Nederland, als het er al zoveel waren, nu heb je er gemakkelijk honderdzestig. En de paarden zijn ook zoveel beter geworden. In die tijd had je bijna geen bloedpaarden, die werden al snel als lastig en te snel bestempeld. Dat kwam ook omdat de mensen daar niet mee om konden gaan. Het was van dik hout zaagt men planken. Kijk maar eens terug naar de combinaties waar je toen tegenop keek. Anky met Bonfire was een positieve uitzondering, die zou nou nog mee kunnen doen. Nu is het zaak om fijngevoeliger te rijden, de paarden zijn enorm bloederig geworden tegenover dertig of veertig jaar geleden in de tijd van de omschakeling van Gelderse en Groningse paarden naar de F1-kruisingen. Een hemelsbreed verschil met nu. Kijk eens naar wat ze in Tryon aan parcoursen bouwden en wat er top gesprongen werd. Als je dat toen voorspeld had, hadden ze je voor gek verklaard.”
[caption id="attachment_171560" align="alignnone" width="556"] In de proef met Uno[/caption]
Lesgeven, dat hoort bij Tonnie Huberts. “En door blijven ontwikkelen, dat is zo belangrijk. Jo Willems is altijd mijn leermeester geweest, een geweldige instructeur, een liefhebber en erg kundig. Maar ik heb ook les gehad van Johan Hamminga en nu van Hans-Peter Minderhoud, alle drie topinstructeurs. Een paar jaar geleden heb ik niveau vijf gehaald als coach. Daarvoor moet je zelf Grand Prix gereden hebben en leerlingen hebben op dat niveau. Sinds 2002 geef ik de hoger kader instructeurscursussen in Ermelo, samen met Johan Hamminga, Loes Corsel, Bart Bax en Ton de Kok. Mijn agenda zit vol met lessen. En ik mag her en der in het land clinics geven, vorige week nog in Nieuw-Beijerland. Alleen op zondag, dan kost het mijn eigen klanten geen les.”
Als de hele familie rijdt, moeten er ook paarden zijn. “Waar ik de paarden vandaan haal? Uit eigen fok en verder als ik er tegenaan loop. Ik ga niet specifiek op zoek. Uno, de Métall X Ramiro X John U to Berry xx-hengst waarmee ik Grand Prix rijd, kocht ik als driejarige bij mijn zwager Hans Jacobs, die hem samen met mijn zus bij Albert van Unen en Rodinde Hoogenraad had gekocht. Uit de fokstam van mijn vader kocht ik Egini, een jonge Ulster X Eclatant X Wachtmeester, daaruit kwam onder andere Othello die Grand Prix is geworden. Een jonge D-day die nog in de wei loopt, komt ook uit Egini. Nakomelingen uit de Gini-stam van Kees Hoogendoorn. We hadden nog een Doruto-merrietje Resie, dat was een verre nakomeling uit het werkpaard van mijn vader, met een Chronos-dochter ervan werd ik in 2000 NKB-kampioen Z2. Watoeshi, van mijn zus die Carlijn rijdt, is een Rousseau uit een Lancet-merrie en die kwam weer uit Resie. Mijn zwager heeft Watoeshi gefokt. Zo gaat dat. Weet je wanneer je weet of het een goed Grand Prix paard wordt? Als ie het doet. Van de 90 geselecteerde talenten bij Ajax gaat er misschien 1 naar het eerste elftal. Misschien. Talent? Oké, maar gezondheid, instelling, enzovoorts, het telt allemaal mee. Als het zo makkelijk was, hadden alle toppers er wel meerdere op stal staan.”
[caption id="attachment_171557" align="alignnone" width="1200"] Carlijn won in het Belgische Sint-Truiden de Grand Prix U25 met Watoeshi.[/caption]
Tonnie Huberts houdt zich niet bezig met handel: “Een paard verkopen? Dat is niet te combineren met mijn werk. Ik wil één ding doen en dat moet je goed doen. Of je zit in de handel of je geeft les. Plus: de handel moet in je zitten en ik ben nou eenmaal geen geboren handelaar. Ik vind het belangrijk om met beide benen op de grond te blijven staan en om te genieten van dat wat er is in goede gezondheid. Hoe ik de toekomst zie: lekker zo doorgaan!”