Hoewel je nu misschien tijdelijk niet kunt paardrijden vanwege de corona maatregelen, je kunt er natuurlijk wel iets over leren en dat later in praktijk brengen. Eerder verscheen in ons ledenmagazine Paard&Sport een reeks instructie-artikelen met Rien van der Schaft. Vandaag lees je meer over zijgangen. Rien van der Schaft zegt het keer op keer: zijgangen vormen een waardevolle methode om naar meer verzameling toe te werken. Hoe werkt dat in de praktijk? De voormalig bondscoach licht dat op het KNHS-centrum in Ermelo toe aan de hand van drie uiteenlopende combinaties.
De voorgaande keren liet Rien van der Schaft zien hoe de basisopleiding van een dressuurpaard eruit hoort te zien. De nadruk lag op het correct aan de hand rijden en het creëren van een eerlijke verbinding. Van der Schaft laat in zijn trainingen doorschemeren dat het rijden van overgangen en zijgangen de manier is om naar meer verzameling toe te werken.
Logica
Volgens Van der Schaft zit er een logica in de opbouw van zijgangen. ‘Door de opbouw in de proeven ben je nooit onlogisch bezig. Het wijken, zoals gevraagd in de L, leert om een paard voorwaarts en zijwaarts opzij te gaan voor eenzijdige kuitdruk. Die oefening heeft weinig gymnastiserende waarde. Vervolgens ga je verder met het naar binnen plaatsen van de schouder en wordt in de M1 schouderbinnenwaarts gevraagd. In de M2 komt travers aan de orde en dat leert het paard om opzij te gaan voor het buitenbeen. Zo vergroot je de souplesse en de buigzaamheid in het lendengebied. De combinatie van die twee oefeningen is de ideale voorbereiding op het rijden van appuyementen, een oefening die vanaf de Z tot en met de Grand Prix voorkomt.’
Schouderbinnenwaarts
Anouk Ivits is met haar Iris (v. Lord Leatherdale) de eerste combinatie die door Rien wordt geholpen. Ze werken eerst aan het op lengte komen van de hals en zodra de neus van haar vijfjarige merrie voor de loodlijn is, werkt het duo naar de eerste zijgangen toe. Hoewel de combinatie bekend is met zijgangen, laat Rien eerst zien hoe hij jonge paarden opzij leert gaan voor eenzijdige kuitdruk. Anouk wordt gevraagd om op de hoefslag haar paard met de neus aan de wand te houden en zo opzij te zetten voor haar buitenbeen. Haar merrie pakt dat makkelijk op en schouderbinnenwaarts is de volgende logische stap.
Inzet
‘Je kunt schouderbinnenwaarts het beste inzetten vanuit de wending of volte. Je handhaaft de stelling en buiging die je al hebt en zet dan met twee handen de voorhand naar binnen, alsof je een wending in rijdt. Zodra de schouder staat waar je hem wilt hebben, maak je een halve ophouding en geef je wat binnenbeen. Het buitenbeen houd je wat wakend terug zodat de achterhand niet uitzwaait. Ik ben er voorstander van om eerst bewust schoudervoor te rijden. Dat is misschien de helft van de schuinte, maar zo leer je om de schouder naar binnen te plaatsen in plaats van de achterhand naar buiten te plaatsen,’ doceert de Grand Prix-ruiter. Met het binnenbeen de achterhand naar buiten duwen, is een veelgemaakte fout volgens de Grand Prix-trainer. ‘In de proef kom je daarmee heus wel op een zeventje uit. Het heeft alleen geen gymnastiserende waarde omdat het binnenachterbeen niet verder onder de massa komt. Het is ook logisch dat het verplaatsen van de voorhand moeilijker is. Daar rust van nature meer gewicht op. Het met twee handen naar binnen plaatsen van de schouder maakt dat het binnenachterbeen gewicht overneemt en de voorhand kan rijzen.’
Gymnastiserende waarde
Wat betekent het eigenlijk precies als Rien aangeeft dat een zijgang gymnastiserende waarde heeft? ‘In de training gaat het er mij om dat het paard door het rijden van die zijgang daadwerkelijk meer vanuit het achterbeen beweegt, begint te rijzen in de voorhand en meer schoudervrijheid krijgt. Door die zijgangen krijg je een veel soepeler paard dat met steeds meer afdruk begint te bewegen en lekkerder gaat zitten. Dat is waar dressuur om draait.’
Tempowisselingen
Joyce Haaijer, deelnemer aan talentenplan Mei Grand Prix Nei Grand Prix, is de volgende ruiter die van Rien meer uitleg krijgt over het rijden van zijgangen. Haaijer zit op Hailey, een zesjarige United-merrie die zij uitbrengt in de Z1. Na het loswerken en het doornemen van de eerste zijgangen vraagt Rien om schouderbinnenwaarts op de volte te rijden. Een waardevolle oefening, omdat je zo nog meer invloed op het binnenachterbeen krijgt. ‘Je kunt in die oefening tempowisselingen rijden om meer uitdrukking in het draven te krijgen. Het binnenachterbeen komt dan verder onder en zo ontstaat meer schoudervrijheid.’ Vooral in het terugrijden begint Hailey kleine stukken meer van de grond te draven en zo wordt duidelijk wat Rien bedoelt met het gymnastiseren door het rijden van zijgangen.
Travers
Waar schouderbinnenwaarts vooral een verzamelende werking heeft, werkt dat volgens Rien met travers net wat anders. ‘Travers moet vooral gezien worden als voorbereidende oefening op de appuyementen en heeft als functie om het lendenstuk losser te krijgen. Vaak is het alleen nuttig aan de bolle kant, want op de holle kant van het paard neigt het lichaam al wat richting travers. Schouderbinnenwaarts heeft een verzamelende werking omdat door die oefening op drie sporen uit te voeren het binnenachterbeen onder de massa komt. Travers vergroot de souplesse en wordt daarom op vier sporen uitgevoerd.’
Joyce mag met haar charmante merrie travers inzetten vanuit het rijden van een halve volte halve baan. ‘Op het moment dat de voorhand de hoefslag raakt, kun je travers inzetten. Het lichaam staat dan al de goede kant op. Vervolgens maak je een halve ophouding en laat je je buitenbeen overheersen. De voorhand blijft op de hoefslag en je drijft met je buitenbeen de achterhand zijwaarts.’
Problemen in de zijgangen
Hailey is volgens Rien keurig voor elkaar, al komt Joyce zo nu en dan in de zijgangen wat kleine storingen in de aanleuning tegen. De trainer meent dat problemen in de zijgangen in eerste instantie in de zijgang zelf moeten worden opgelost. ‘Denk aan een paard dat te veel terugkomt of verstrakt in de oefening. Het werkt het beste om daar doorheen te trainen in de oefening die je op dat moment rijdt. Dat betekent niet dat je de hals korter moet maken of de neus naar je toe moet halen. Het is juist zaak om voorwaarts naar de hand toe te blijven rijden. Het is anders wanneer je een probleem tegenkomt dat dieper in de basis verankerd zit. Dan kun je het beste rechtuit rijden en de problemen herstellen.’ De tip helpt, want als Joyce rustig naar de hand toe blijft rijden in diezelfde zijgang, loopt de merrie beduidend makkelijker door de oefening heen.
Appuyementen
Een stoere vos stapt het buitenterrein van het KNHS-centrum op. De Florencio-zoon wordt gereden door Tamma Pronk en deze veelzijdige combinatie start ZZ-Licht, B-springen en B-eventing. Na het loswerken zien we dat Charlie-Caronel wat verder is in de uitvoering van zijgangen en zo komen we als vanzelf bij de appuyementen. Waarom is dit zo’n belangrijke oefening? ‘Het is niet alleen een verzamelende oefening. Het kruisen van de benen verbetert de souplesse. De bewegingsafloop wordt daardoor in een juist uitgevoerd appuyement veel vrijer. Het kruisen van de benen, ook wel scharen genoemd, hangt af van de schuinte waarin je appuyeert. Een Z1-paard gaat minder scherp opzij dan een Grand Prix-paard.’ Van der Schaft hamert erop dat de achterhand nooit voor mag gaan in de appuyementen. Het achterbeen komt dan naast de massa en zo gaat de controle over het binnenachterbeen verloren.
Voorbereiding
In de voorbereiding naar de appuyementen toe wordt weer duidelijk hoe belangrijk een correct uitgevoerde schouderbinnenwaarts is. ‘De wending naar het appuyement toe wordt gereden in een schoudervoorpositie. Dan zorg je dat het paard met het hoofd en de totale voorhand gericht is naar het punt waar je heen wilt. Zo voorkom je dat je met de binnenteugel te veel stelling vraagt. Vervolgens neem je je paard wat terug en neem je hem met je buitenbeen mee in een voorwaarts-zijwaartse beweging. In de voorbereiding moet je al het gevoel hebben dat je paard wil dragen met dat cruciale binnenachterbeen.’
Te veel buiging
Nogal wat ruiters gebruiken in de appuyementen te veel binnenteugel om de juiste stelling en buiging te bewerkstelligen. Hoewel dat volgens Rien een grote fout is, begrijpt Van der Schaft de intentie van deze ruiters ergens wel. ‘Op veel protocollen staan opmerkingen als ‘te weinig buiging’ bij de appuyementen. Die buiging ontstaat alleen niet door alleen de hals te verbuigen. De hele wervelkolom, van staart tot oor, moet evenredig gebogen zijn. Door te veel stelling te vragen, span je niet de volledige wervelkolom aan en ontstaat een plek voor de schouder waar de aanspanning ontbreekt. Je kunt heel eenvoudig controleren of de stelling en buiging goed zijn. Kun je je binnenhand ontspannen en zie je dan de letter waar je uit wilt komen tussen de oren van je paard door? Je moet de profiellijn van het paard richten waar je naar toe wilt. Dan heb je voldoende stelling en buiging.’
Fijn paardrijden staat voorop
Het is interessant om te zien hoe Rien bij alle combinaties het fijne paardrijden voorop zet. Aandacht wordt besteed aan correct losrijden, waarbij de neus voor de loodlijn moet komen en ook in de trainingsfase ligt de nadruk op het opwaarts gereden zijn met een vriendelijke verbinding. ‘Hoe hard je ook aan het werk bent in een zijgang; de juiste aanleuning moet bewaard blijven. Het paard moet altijd de hand naar voren en beneden mee willen nemen. Die souplesse, die zeker niet ontstaat met een teruggetrokken hals, is noodzakelijk om tot meer verzameling te komen. Alleen dan kun je het gaan van je paard verbeteren,’ besluit Van der Schaft.
bron: KNHS
De voorgaande keren liet Rien van der Schaft zien hoe de basisopleiding van een dressuurpaard eruit hoort te zien. De nadruk lag op het correct aan de hand rijden en het creëren van een eerlijke verbinding. Van der Schaft laat in zijn trainingen doorschemeren dat het rijden van overgangen en zijgangen de manier is om naar meer verzameling toe te werken.
Logica
Volgens Van der Schaft zit er een logica in de opbouw van zijgangen. ‘Door de opbouw in de proeven ben je nooit onlogisch bezig. Het wijken, zoals gevraagd in de L, leert om een paard voorwaarts en zijwaarts opzij te gaan voor eenzijdige kuitdruk. Die oefening heeft weinig gymnastiserende waarde. Vervolgens ga je verder met het naar binnen plaatsen van de schouder en wordt in de M1 schouderbinnenwaarts gevraagd. In de M2 komt travers aan de orde en dat leert het paard om opzij te gaan voor het buitenbeen. Zo vergroot je de souplesse en de buigzaamheid in het lendengebied. De combinatie van die twee oefeningen is de ideale voorbereiding op het rijden van appuyementen, een oefening die vanaf de Z tot en met de Grand Prix voorkomt.’
Schouderbinnenwaarts
Anouk Ivits is met haar Iris (v. Lord Leatherdale) de eerste combinatie die door Rien wordt geholpen. Ze werken eerst aan het op lengte komen van de hals en zodra de neus van haar vijfjarige merrie voor de loodlijn is, werkt het duo naar de eerste zijgangen toe. Hoewel de combinatie bekend is met zijgangen, laat Rien eerst zien hoe hij jonge paarden opzij leert gaan voor eenzijdige kuitdruk. Anouk wordt gevraagd om op de hoefslag haar paard met de neus aan de wand te houden en zo opzij te zetten voor haar buitenbeen. Haar merrie pakt dat makkelijk op en schouderbinnenwaarts is de volgende logische stap.
Inzet
‘Je kunt schouderbinnenwaarts het beste inzetten vanuit de wending of volte. Je handhaaft de stelling en buiging die je al hebt en zet dan met twee handen de voorhand naar binnen, alsof je een wending in rijdt. Zodra de schouder staat waar je hem wilt hebben, maak je een halve ophouding en geef je wat binnenbeen. Het buitenbeen houd je wat wakend terug zodat de achterhand niet uitzwaait. Ik ben er voorstander van om eerst bewust schoudervoor te rijden. Dat is misschien de helft van de schuinte, maar zo leer je om de schouder naar binnen te plaatsen in plaats van de achterhand naar buiten te plaatsen,’ doceert de Grand Prix-ruiter. Met het binnenbeen de achterhand naar buiten duwen, is een veelgemaakte fout volgens de Grand Prix-trainer. ‘In de proef kom je daarmee heus wel op een zeventje uit. Het heeft alleen geen gymnastiserende waarde omdat het binnenachterbeen niet verder onder de massa komt. Het is ook logisch dat het verplaatsen van de voorhand moeilijker is. Daar rust van nature meer gewicht op. Het met twee handen naar binnen plaatsen van de schouder maakt dat het binnenachterbeen gewicht overneemt en de voorhand kan rijzen.’
Gymnastiserende waarde
Wat betekent het eigenlijk precies als Rien aangeeft dat een zijgang gymnastiserende waarde heeft? ‘In de training gaat het er mij om dat het paard door het rijden van die zijgang daadwerkelijk meer vanuit het achterbeen beweegt, begint te rijzen in de voorhand en meer schoudervrijheid krijgt. Door die zijgangen krijg je een veel soepeler paard dat met steeds meer afdruk begint te bewegen en lekkerder gaat zitten. Dat is waar dressuur om draait.’
Tempowisselingen
Joyce Haaijer, deelnemer aan talentenplan Mei Grand Prix Nei Grand Prix, is de volgende ruiter die van Rien meer uitleg krijgt over het rijden van zijgangen. Haaijer zit op Hailey, een zesjarige United-merrie die zij uitbrengt in de Z1. Na het loswerken en het doornemen van de eerste zijgangen vraagt Rien om schouderbinnenwaarts op de volte te rijden. Een waardevolle oefening, omdat je zo nog meer invloed op het binnenachterbeen krijgt. ‘Je kunt in die oefening tempowisselingen rijden om meer uitdrukking in het draven te krijgen. Het binnenachterbeen komt dan verder onder en zo ontstaat meer schoudervrijheid.’ Vooral in het terugrijden begint Hailey kleine stukken meer van de grond te draven en zo wordt duidelijk wat Rien bedoelt met het gymnastiseren door het rijden van zijgangen.
Travers
Waar schouderbinnenwaarts vooral een verzamelende werking heeft, werkt dat volgens Rien met travers net wat anders. ‘Travers moet vooral gezien worden als voorbereidende oefening op de appuyementen en heeft als functie om het lendenstuk losser te krijgen. Vaak is het alleen nuttig aan de bolle kant, want op de holle kant van het paard neigt het lichaam al wat richting travers. Schouderbinnenwaarts heeft een verzamelende werking omdat door die oefening op drie sporen uit te voeren het binnenachterbeen onder de massa komt. Travers vergroot de souplesse en wordt daarom op vier sporen uitgevoerd.’
Joyce mag met haar charmante merrie travers inzetten vanuit het rijden van een halve volte halve baan. ‘Op het moment dat de voorhand de hoefslag raakt, kun je travers inzetten. Het lichaam staat dan al de goede kant op. Vervolgens maak je een halve ophouding en laat je je buitenbeen overheersen. De voorhand blijft op de hoefslag en je drijft met je buitenbeen de achterhand zijwaarts.’
Problemen in de zijgangen
Hailey is volgens Rien keurig voor elkaar, al komt Joyce zo nu en dan in de zijgangen wat kleine storingen in de aanleuning tegen. De trainer meent dat problemen in de zijgangen in eerste instantie in de zijgang zelf moeten worden opgelost. ‘Denk aan een paard dat te veel terugkomt of verstrakt in de oefening. Het werkt het beste om daar doorheen te trainen in de oefening die je op dat moment rijdt. Dat betekent niet dat je de hals korter moet maken of de neus naar je toe moet halen. Het is juist zaak om voorwaarts naar de hand toe te blijven rijden. Het is anders wanneer je een probleem tegenkomt dat dieper in de basis verankerd zit. Dan kun je het beste rechtuit rijden en de problemen herstellen.’ De tip helpt, want als Joyce rustig naar de hand toe blijft rijden in diezelfde zijgang, loopt de merrie beduidend makkelijker door de oefening heen.
Appuyementen
Een stoere vos stapt het buitenterrein van het KNHS-centrum op. De Florencio-zoon wordt gereden door Tamma Pronk en deze veelzijdige combinatie start ZZ-Licht, B-springen en B-eventing. Na het loswerken zien we dat Charlie-Caronel wat verder is in de uitvoering van zijgangen en zo komen we als vanzelf bij de appuyementen. Waarom is dit zo’n belangrijke oefening? ‘Het is niet alleen een verzamelende oefening. Het kruisen van de benen verbetert de souplesse. De bewegingsafloop wordt daardoor in een juist uitgevoerd appuyement veel vrijer. Het kruisen van de benen, ook wel scharen genoemd, hangt af van de schuinte waarin je appuyeert. Een Z1-paard gaat minder scherp opzij dan een Grand Prix-paard.’ Van der Schaft hamert erop dat de achterhand nooit voor mag gaan in de appuyementen. Het achterbeen komt dan naast de massa en zo gaat de controle over het binnenachterbeen verloren.
Voorbereiding
In de voorbereiding naar de appuyementen toe wordt weer duidelijk hoe belangrijk een correct uitgevoerde schouderbinnenwaarts is. ‘De wending naar het appuyement toe wordt gereden in een schoudervoorpositie. Dan zorg je dat het paard met het hoofd en de totale voorhand gericht is naar het punt waar je heen wilt. Zo voorkom je dat je met de binnenteugel te veel stelling vraagt. Vervolgens neem je je paard wat terug en neem je hem met je buitenbeen mee in een voorwaarts-zijwaartse beweging. In de voorbereiding moet je al het gevoel hebben dat je paard wil dragen met dat cruciale binnenachterbeen.’
Te veel buiging
Nogal wat ruiters gebruiken in de appuyementen te veel binnenteugel om de juiste stelling en buiging te bewerkstelligen. Hoewel dat volgens Rien een grote fout is, begrijpt Van der Schaft de intentie van deze ruiters ergens wel. ‘Op veel protocollen staan opmerkingen als ‘te weinig buiging’ bij de appuyementen. Die buiging ontstaat alleen niet door alleen de hals te verbuigen. De hele wervelkolom, van staart tot oor, moet evenredig gebogen zijn. Door te veel stelling te vragen, span je niet de volledige wervelkolom aan en ontstaat een plek voor de schouder waar de aanspanning ontbreekt. Je kunt heel eenvoudig controleren of de stelling en buiging goed zijn. Kun je je binnenhand ontspannen en zie je dan de letter waar je uit wilt komen tussen de oren van je paard door? Je moet de profiellijn van het paard richten waar je naar toe wilt. Dan heb je voldoende stelling en buiging.’
Fijn paardrijden staat voorop
Het is interessant om te zien hoe Rien bij alle combinaties het fijne paardrijden voorop zet. Aandacht wordt besteed aan correct losrijden, waarbij de neus voor de loodlijn moet komen en ook in de trainingsfase ligt de nadruk op het opwaarts gereden zijn met een vriendelijke verbinding. ‘Hoe hard je ook aan het werk bent in een zijgang; de juiste aanleuning moet bewaard blijven. Het paard moet altijd de hand naar voren en beneden mee willen nemen. Die souplesse, die zeker niet ontstaat met een teruggetrokken hals, is noodzakelijk om tot meer verzameling te komen. Alleen dan kun je het gaan van je paard verbeteren,’ besluit Van der Schaft.
bron: KNHS