Tekenbeten bij mensen komen de laatste jaren steeds vaker voor, daarom is er momenteel ook meer media-aandacht voor deze kleine bloedzuigende insecten. Ook paarden hebben een grotere kans om door een teek gebeten te worden. Besmette teken kunnen bijvoorbeeld de ziekte van Lyme overdragen, maar ook minder bekende aandoeningen zoals anaplasmose. De feiten op een rij.

Teken leven laag bij de grond (op maximaal een meter hoogte) in bosrijke gebieden. Vooral kinderen en honden zijn gewilde prooien voor teken, net als de onderbenen van paarden. Er zijn veel verschillende soorten teken. In Nederland leeft van oudsher de Ixodus ricinus, ofwel de schapenteek. Deze teek kan de ziekte van Lyme overbrengen. Een serieuzere bedreiging vormt de komst van de tekensoort Dermacentor reticulatus. Deze teek kan drager zijn van verscheidene ziektekiemen, maar kwam tot voor kort niet voor in Nederland. De Dermacentor-teek is incidenteel in 2005 en 2006 op drie locaties in Nederland aangetroffen, waarschijnlijk meegenomen uit het buitenland door honden. De teek kan inmiddels in ons land overleven. In een onderzoek van de Faculteit Diergeneeskunde en het Utrecht Centre for Tick-borne Diseases onder driehonderd paarden op Schouwen-Duiveland werden in totaal 126 teken op 43 verschillende paarden gevonden. Bij 5 procent van de teken ging het om de Dermacentor-teek. Bij onderzoek tussen 2007 en 2013 werden meer dan 1300 Dermacentor-teken op elf verschillende locaties in Nederland en België gevonden. Bijna 2 procent van de onderzochte teken bleek besmet te zijn met Babesia caballi (ziekteverwekkend voor paarden) of Babesiacanis (ziekteverwekkend voor honden). Piroplasmose De Dermacentor-teek kan piroplasmose overbrengen. Er zijn twee vormen van piroplasmose: equine babesiose (veroorzaakt door Babesia caballi) en equine theileriose (veroorzaakt door Theileria equi). Theileria equi wordt door de teek niet op zijn nageslacht overgedragen. Bij paarden is de ziekte heel moeilijk te bestrijden, het paard is het ‘reservoir’. Babesia caballi wordt wel door een volwassen vrouwtjesteek overgedragen op haar tekeneitjes. De teken zelf vormen hier het belangrijkste reservoir. Deze vorm van piroplasmose is wel goed behandelbaar bij het paard. In gebieden waar piroplasmose regelmatig voorkomt en de paarden afweerstoffen hebben, verloopt een infectie vaak symptoomloos. In Nederland hebben de meeste paarden echter geen afweerstoffen en kunnen er wel klinische symptomen optreden. Bij acute gevallen is sprake van hoge koorts (hoger dan 40 graden Celsius), benauwdheid, ernstige bloedarmoede, geelzucht, bloed in de urine, rode slijmvliezen en soms lichte koliek. In minder acute gevallen komen, naast de eerder genoemde symptomen, vaak ook gewichtsverlies en wisselende periodes met koorts voor. De kleur van de oog- en mondslijmvliezen kan variëren van lichtroze tot helgeel. In de chronische fase zijn er geen specifieke symptomen maar hebben de paarden vage klachten zoals een gebrekkige eetlust, slecht presteren en verlies van spiermassa. Ziekte van Lyme Borrelia burgdorferi, de veroorzaker van de ziekte van Lyme, wordt overgedragen door Ixodes-teken. Deze teken moeten minstens achttien uur op het paard aanwezig zijn om de infectie over te dragen. Verschillende klinische symptomen zijn toegeschreven aan infecties metBorrelia burgdorferi: koorts, gewrichtsontsteking, kreupelheid, spierpijn, lusteloosheid, oogontsteking, hersenontsteking en verwerpen. Het oorzakelijke verband tussen een infectie met Borrelia burgdorferi en de ziekteverschijnselen is echter moeilijk aan te tonen bij het paard. Anaplasmose Anaplasma phagocytophilum wordt overgedragen door Ixodes- en door Dermacentor-teken. In Nederland zijn inmiddels Anaplasma phagocytophilum-infecties bij paarden aangetoond en beschreven. De klinische verschijnselen zijn niet erg specifiek: koorts, lusteloosheid, gebrek aan eetlust, vochtophoping in de achterbenen, spierpijn, incoördinatie en geelzucht kunnen optreden. Daarom kan het zeer lastig zijn de aandoening te onderscheiden van andere aandoeningen. De infectie kan echter ook volledig symptoomloos verlopen. Vaak vindt spontaan klinisch herstel plaats binnen 7 tot 21 dagen, maar een infectie kan ook dodelijk zijn. Welke maatregelen kun je nemen? Teken klimmen tussen maart en oktober in grasstengels of struikgewas en laten zich op een passerende gastheer vallen, bijvoorbeeld tijdens een buitenrit of als paarden in een weide met lang gras lopen. Het is vooral belangrijk om een teek zo snel mogelijk te verwijderen. Hoe langer ze op het paard aanwezig zijn, hoe meer kans op overdracht van een infectie. Gebruik hiervoor een speciale tekentang of tekenpincet. Deze zijn verkrijgbaar bij apotheek en dierenarts. Probeer te voorkomen dat de teek stukgeknepen of geplet wordt, want dan leegt de teek zijn maaginhoud in zijn gastheer en is de kans op besmetting groter. Dat gebeurt ook bij pogingen tot verdoving van de teek met alcohol; dit is daarom niet aan te raden. Ontsmet na het verwijderen van de teek de bijtplek met betadine.
GD heeft PCR-testen beschikbaar voor de belangrijkste door teken overgebrachte ziekten. Klik hier voor meer informatie (pdf).