Skip to content

Copyright

Marion Schreuder: 'instructeur worden is een ervaringsvak'

Als hoofdinstructeur op NHB Deurne bracht ze vele honderden studenten de kneepjes van het (instructeurs)vak bij. Ze heeft de KNHS beloftetrainingen in Brabant opgezet, is lid van het KNHS Trainersplatform en runt met haar dochter een eigen stal in Someren. Marion Schreuder heeft onmiskenbaar het instructeursbloed door de aderen stromen en heeft met haar 66 jaar nog altijd niks aan passie voor het vak ingeboet. Nu staat de niveau 5 coach voor een nieuwe uitdaging. Als projectleider draagt ze zorg voor de doorontwikkeling van de KNHS instructeursopleidingen. Niet zomaar ‘een klusje’ voor Schreuder, eerder een missie. Dat blijkt als we de rot in het vak spreken.

Vanaf 1 januari ben je met deze nieuwe functie begonnen, vanuit beginsel voor een half jaar en twee dagen in de week. Een logische stap? ‘Nou, deze functie an sich was voor mij wel een verrassing en niet direct de intentie. Ik heb weliswaar voorheen achttien jaar lang op NHB Deurne gewerkt, maar het is thuis hartstikke druk. Eerst runden we onze stal met drieën, maar mijn man is een half jaar geleden overleden en nu doe ik het met mijn dochter samen. Dat het uiteindelijk zo is gelopen, komt een beetje door mijn eigen felheid, vrees ik. Als ik bepaalde dingen zie gebeuren, denk ik al snel “dat moet beter.” Dat was al in de tijd van Deurne zo. Ik ben daar, omdat ik ook een docentenbevoegdheid had, rustig begonnen met wat didactieklessen. Ik vond het alleen allemaal niet zo goed gaan en ging me met meer dingen bemoeien. Op het laatst was ik vier dagen werkzaam in Deurne, uiteindelijk ook als hoofdinstructeur. Het verhaal van Deurne kennen we allemaal. Het werd er moeilijker, er kwamen nieuwe managers, en managers met Marion dat bleek niet zo’n goede combinatie, ha ha. Het opleiden van jeugd ben ik echter altijd mooi blijven vinden. Ik werk graag met jonge mensen.’ Zie je ook snel of een jong iemand aanleg heeft als instructeur? ‘Jazeker. Aan de manier waarop mensen kijken, reageren en doen, zie ik of ze een goede trainer kunnen worden. Zelf heb ik altijd het rijden met lesgeven gecombineerd. En ik wil dat jonge mensen ook duidelijk maken. Ga niet pas les geven als je vijftig bent! Je moet investeren in jezelf, maar dat betekent dat je soms ’s avonds nog in die bak staat. Een bijkomend voordeel van lesgeven is wel dat je er een betere ruiter van wordt. Je bent bewuster aan het paardrijden. Dat talentvolle ruiters dingen automatisch doen, is hartstikke goed en mooi, maar het is voor henzelf en hun latere pupillen ook van belang dat ze weten wat ze aan het doen zijn.’ Sluit dat laatste aan op de kritiek die je had over de KNHS instructeursopleiding? ‘Ik vond dat de opleidingen verzorgd door de KNHS niet voldeden aan de uiteindelijke verwachtingen die ik van een instructeur heb. Instructeur worden is een ervaringsvak. Je komt er alvast niet met een opleiding van 30 weken, met links en rechts een module erbij. Bekendheid werd daarnaast verward met bekwaamheid. Succesvolle jeugdruiters konden direct doorstromen naar de laatste fase van de opleiding. Want ze konden zo goed rijden. Maar, ze hadden geen idee wat er aan gereedschap nodig is om iemand aan de andere kant te leren rijden. Daar komen methodiek, pedagogiek en didactiek bij kijken. Het gevolg was dat ik op wedstrijden rondliep en het me meer en meer ging opvallen hoe er les gegeven werd en er werd gereden. Ik dacht: “Wat staat die daar nu te verkondingen?” En ik schrok vervolgens hoe ik die pupillen zag rijden en die instructeurs hoorde roepen dat ze dat zo moesten doen.’ En toen kwam de felheid van Marion naar boven? ‘Zeker en mensen om me heen viel het ook op en we spraken erover. We hebben toen een club gevormd die niet achterover wilde blijven leunen. Daar zat Rien van der Schaft in en mensen als Pieter Kersten en Frenk Jespers. Met deze groep zijn we naar de KNHS gegaan. We hebben een gesprek aangevraagd met het bestuur en het via hen uiteindelijk met de directie besproken. Later werden we teruggebeld en is er een klankbordgroep voor de afdeling opleidingen in het leven geroepen. Daar zat ik in, samen met Rien, Lammert Haanstra en Luc Steeghs. We zijn vervolgens door het hele opleidingstraject gegaan.’ Waar zaten de grootste pijnpunten? ‘Allereerst de duur. Die was te kort. In 30 weken was iemand al instructeur niveau 4. Daarnaast werd er beperkte theoretische kennis gedoceerd en de theorie die er was, werd weinig aan de praktijk gekoppeld. Let op, onderwijskundig was het allemaal prima opgezet, maar het vaktechnische gedeelte schoot tekort en het niveau van examineren bleek eveneens een aandachtspunt.’ Kritiek leveren is vrij makkelijk. Had je ook een oplossing? ‘Ik had zeker een plan én we wilden graag meehelpen. Het plan dat is voorgesteld is zelfs overgenomen. We willen iedereen bewust maken dat het een tijd duurt om instructeur te worden. De opleiding duurt nu drie jaar in plaats van 30 weken en iedereen gaat gewoon weer traplopen. Hoe goed je ook kunt paardrijden, je begint op de onderste trede, die van aspirant-instructeur, oftewel niveau 2. Deze cursus draait om hele basale kennis, waaronder ook voeding en gezondheid. Daarna gaan we met zijn allen naar de basis. Zo gaan we onder meer springen. Ook dressuurruiters moeten een klein sprongetje maken. En als iemand zegt: “Maar dat kan toch niet met mijn Grand Prix-paard?” Dan kun je voor een geschikt paard zorgen. Het gaat erom dat je die ervaring meekrijgt en een bredere basis ontwikkelt. Je moet daar toch minimaal benieuwd naar zijn? Als je een 7 haalt voor een van de twee disciplines, dus voor een goede dressuurruiter prima te doen, ben je basisinstructeur, niveau drie. Dan ga je naar niveau vier, instructeur wedstrijdsport en specialiseer je jezelf in je eigen discipline. Je moet dan wel minimaal Z2 rijden voor dressuur of op 1.30m-niveau actief zijn voor springen en bij de intake aan kunnen tonen dat je actief één leerling op dat niveau lesgeeft. Verder moet de theorie in de opleiding nog aangepast worden en hetzelfde geldt voor de toetsing. Docenten gaan functioneringsgesprekken en ontwikkelingsplannen krijgen. En ik wil graag dat er nieuwe docenten bijkomen, via een docentenopleiding van NOC*NSF. Het niveau van de docenten mag worden verhoogd, ook via bijscholing. Uiteindelijk streven we in alles naar uniforme opleidingen, gericht op goed paardrijden.’ Hoe ver staat het met deze nieuwe opzet? Het plan is goedgekeurd door het bestuur en we kunnen nu vaart gaan zetten achter dit traject. We willen als de bliksem publiceren dat iedereen eerst aspirant-instructeur moet worden. Anders kun je al helemaal niks. Degenen die nog in het oude traject zitten, mogen dat natuurlijk afmaken. De cursus voor aspiranten begint nu al en in september beginnen de andere cursussen. Dan moet het plan er staan, docenten en examinatoren geschoold zijn en loop ik er met de theorie zachtjes achteraan. Die theorie gaan we nog helemaal doorlopen met de bondscoaches. In principe ga ik dit een half jaar doen, maar in die periode ga ik het niet helemaal op de rit krijgen. Daar moeten we nog even naar kijken.’ We mogen wel stellen dat je uitgestoken hand bij de KNHS is aangenomen? ‘Die samenwerking is perfect. Ze hebben toch maar de actie ondernomen. Dat doet men gewoon goed en daar ben ik zeer over te speken.’

Als hoofdinstructeur op NHB Deurne bracht ze vele honderden studenten de kneepjes van het (instructeurs)vak bij. Ze heeft de KNHS beloftetrainingen in Brabant opgezet, is lid van het KNHS Trainersplatform en runt met haar dochter een eigen stal in Someren. Marion Schreuder heeft onmiskenbaar het instructeursbloed door de aderen stromen en heeft met haar 66 jaar nog altijd niks aan passie voor het vak ingeboet. Nu staat de niveau 5 coach voor een nieuwe uitdaging. Als projectleider draagt ze zorg voor de doorontwikkeling van de KNHS instructeursopleidingen. Niet zomaar ‘een klusje’ voor Schreuder, eerder een missie. Dat blijkt als we de rot in het vak spreken.

Vanaf 1 januari ben je met deze nieuwe functie begonnen, vanuit beginsel voor een half jaar en twee dagen in de week. Een logische stap? ‘Nou, deze functie an sich was voor mij wel een verrassing en niet direct de intentie. Ik heb weliswaar voorheen achttien jaar lang op NHB Deurne gewerkt, maar het is thuis hartstikke druk. Eerst runden we onze stal met drieën, maar mijn man is een half jaar geleden overleden en nu doe ik het met mijn dochter samen. Dat het uiteindelijk zo is gelopen, komt een beetje door mijn eigen felheid, vrees ik. Als ik bepaalde dingen zie gebeuren, denk ik al snel “dat moet beter.” Dat was al in de tijd van Deurne zo. Ik ben daar, omdat ik ook een docentenbevoegdheid had, rustig begonnen met wat didactieklessen. Ik vond het alleen allemaal niet zo goed gaan en ging me met meer dingen bemoeien. Op het laatst was ik vier dagen werkzaam in Deurne, uiteindelijk ook als hoofdinstructeur. Het verhaal van Deurne kennen we allemaal. Het werd er moeilijker, er kwamen nieuwe managers, en managers met Marion dat bleek niet zo’n goede combinatie, ha ha. Het opleiden van jeugd ben ik echter altijd mooi blijven vinden. Ik werk graag met jonge mensen.’ Zie je ook snel of een jong iemand aanleg heeft als instructeur? ‘Jazeker. Aan de manier waarop mensen kijken, reageren en doen, zie ik of ze een goede trainer kunnen worden. Zelf heb ik altijd het rijden met lesgeven gecombineerd. En ik wil dat jonge mensen ook duidelijk maken. Ga niet pas les geven als je vijftig bent! Je moet investeren in jezelf, maar dat betekent dat je soms ’s avonds nog in die bak staat. Een bijkomend voordeel van lesgeven is wel dat je er een betere ruiter van wordt. Je bent bewuster aan het paardrijden. Dat talentvolle ruiters dingen automatisch doen, is hartstikke goed en mooi, maar het is voor henzelf en hun latere pupillen ook van belang dat ze weten wat ze aan het doen zijn.’ Sluit dat laatste aan op de kritiek die je had over de KNHS instructeursopleiding? ‘Ik vond dat de opleidingen verzorgd door de KNHS niet voldeden aan de uiteindelijke verwachtingen die ik van een instructeur heb. Instructeur worden is een ervaringsvak. Je komt er alvast niet met een opleiding van 30 weken, met links en rechts een module erbij. Bekendheid werd daarnaast verward met bekwaamheid. Succesvolle jeugdruiters konden direct doorstromen naar de laatste fase van de opleiding. Want ze konden zo goed rijden. Maar, ze hadden geen idee wat er aan gereedschap nodig is om iemand aan de andere kant te leren rijden. Daar komen methodiek, pedagogiek en didactiek bij kijken. Het gevolg was dat ik op wedstrijden rondliep en het me meer en meer ging opvallen hoe er les gegeven werd en er werd gereden. Ik dacht: “Wat staat die daar nu te verkondingen?” En ik schrok vervolgens hoe ik die pupillen zag rijden en die instructeurs hoorde roepen dat ze dat zo moesten doen.’ En toen kwam de felheid van Marion naar boven? ‘Zeker en mensen om me heen viel het ook op en we spraken erover. We hebben toen een club gevormd die niet achterover wilde blijven leunen. Daar zat Rien van der Schaft in en mensen als Pieter Kersten en Frenk Jespers. Met deze groep zijn we naar de KNHS gegaan. We hebben een gesprek aangevraagd met het bestuur en het via hen uiteindelijk met de directie besproken. Later werden we teruggebeld en is er een klankbordgroep voor de afdeling opleidingen in het leven geroepen. Daar zat ik in, samen met Rien, Lammert Haanstra en Luc Steeghs. We zijn vervolgens door het hele opleidingstraject gegaan.’ Waar zaten de grootste pijnpunten? ‘Allereerst de duur. Die was te kort. In 30 weken was iemand al instructeur niveau 4. Daarnaast werd er beperkte theoretische kennis gedoceerd en de theorie die er was, werd weinig aan de praktijk gekoppeld. Let op, onderwijskundig was het allemaal prima opgezet, maar het vaktechnische gedeelte schoot tekort en het niveau van examineren bleek eveneens een aandachtspunt.’ Kritiek leveren is vrij makkelijk. Had je ook een oplossing? ‘Ik had zeker een plan én we wilden graag meehelpen. Het plan dat is voorgesteld is zelfs overgenomen. We willen iedereen bewust maken dat het een tijd duurt om instructeur te worden. De opleiding duurt nu drie jaar in plaats van 30 weken en iedereen gaat gewoon weer traplopen. Hoe goed je ook kunt paardrijden, je begint op de onderste trede, die van aspirant-instructeur, oftewel niveau 2. Deze cursus draait om hele basale kennis, waaronder ook voeding en gezondheid. Daarna gaan we met zijn allen naar de basis. Zo gaan we onder meer springen. Ook dressuurruiters moeten een klein sprongetje maken. En als iemand zegt: “Maar dat kan toch niet met mijn Grand Prix-paard?” Dan kun je voor een geschikt paard zorgen. Het gaat erom dat je die ervaring meekrijgt en een bredere basis ontwikkelt. Je moet daar toch minimaal benieuwd naar zijn? Als je een 7 haalt voor een van de twee disciplines, dus voor een goede dressuurruiter prima te doen, ben je basisinstructeur, niveau drie. Dan ga je naar niveau vier, instructeur wedstrijdsport en specialiseer je jezelf in je eigen discipline. Je moet dan wel minimaal Z2 rijden voor dressuur of op 1.30m-niveau actief zijn voor springen en bij de intake aan kunnen tonen dat je actief één leerling op dat niveau lesgeeft. Verder moet de theorie in de opleiding nog aangepast worden en hetzelfde geldt voor de toetsing. Docenten gaan functioneringsgesprekken en ontwikkelingsplannen krijgen. En ik wil graag dat er nieuwe docenten bijkomen, via een docentenopleiding van NOC*NSF. Het niveau van de docenten mag worden verhoogd, ook via bijscholing. Uiteindelijk streven we in alles naar uniforme opleidingen, gericht op goed paardrijden.’ Hoe ver staat het met deze nieuwe opzet? Het plan is goedgekeurd door het bestuur en we kunnen nu vaart gaan zetten achter dit traject. We willen als de bliksem publiceren dat iedereen eerst aspirant-instructeur moet worden. Anders kun je al helemaal niks. Degenen die nog in het oude traject zitten, mogen dat natuurlijk afmaken. De cursus voor aspiranten begint nu al en in september beginnen de andere cursussen. Dan moet het plan er staan, docenten en examinatoren geschoold zijn en loop ik er met de theorie zachtjes achteraan. Die theorie gaan we nog helemaal doorlopen met de bondscoaches. In principe ga ik dit een half jaar doen, maar in die periode ga ik het niet helemaal op de rit krijgen. Daar moeten we nog even naar kijken.’ We mogen wel stellen dat je uitgestoken hand bij de KNHS is aangenomen? ‘Die samenwerking is perfect. Ze hebben toch maar de actie ondernomen. Dat doet men gewoon goed en daar ben ik zeer over te speken.’
Vorige Beslag blijft liggen op Salvador Stables Volgende Daan van Geel in de prijzen in Oliva