De zon schijnt, de paarden staan lekker in het gras. Ondertussen is het tijd voor de periodieke ontworming! Er zijn heel wat verschillende soorten wormen die als parasiet aanwezig kunnen zijn in het systeem van je paard. Van veulenworm tot rode bloedworm.
Veulenworm
Veulens van enkele dagen oud kunnen al besmet worden met larven van de veulenworm. Voordat de veulens verschijnselen vertonen, zijn ze meestal al enkele weken oud. Ze kunnen diarree hebben, maar ook vermageren. Wanneer de veulens enkele maanden oud zijn, hebben ze een goede afweer tegen deze worm opgebouwd en laten geen verschijnselen meer zien. Zonder reden is het vaak onnodig veulens standaard tegen veulenworm te ontwormen. Treedt er toch diarree op bij het jonge veulen, dan is het mogelijk om via mestonderzoek te controleren of dit door veulenworm komt. Bij bedrijven waar besmetting met veulenworm een bekend probleem is uit voorgaande jaren, kan eventueel zonder mestonderzoek ontwormd worden met ivermectine. Niet alle wormmiddelen zijn geschikt voor veulens, ontworm een veulen jonger dan vier maanden bijvoorbeeld nooit met moxidectine!
Spoelworm (Parascaris equorum)
Spoelworm komt vooral voor bij veulens tot ongeveer een jaar oud. De eieren worden via het gras of in de stal opgenomen door het veulen en vervolgens maakt deze parasiet een hele trektocht door het lichaam. De larven komen o.a. in de longen terecht, waardoor het veulen ziek kan worden. Verschijnselen kunnen zijn: hoesten, neusuitvloeiing, lusteloosheid en vermageren.
Doordat het veulen de larven ophoest en vervolgens doorslikt, komt de worm in de dunne darm terecht. De worm is dan ondertussen volwassen geworden. Ook hierdoor kan het veulen lusteloos worden en vermageren. Als er veel volwassen spoelwormen in de dunne darm zitten, kan het echter ook gebeuren dat deze wormen zorgen voor een verstopping in de darmen met alle gevolgen van dien! Een spoelwormverstopping heeft vaak de dood tot gevolg!
Als het veulen ouder wordt, bouwt het paard een goede afweer op tegen de spoelworm. De spoelworm is dus vooral gevaarlijk voor veulens gedurende het eerste levensjaar. Het is verstandig om veulens vanaf 2.5 maand te onderzoeken op de aanwezigheid van spoelwormeieren in de mest. Bij bedrijven waar problemen zijn met spoelwormen is het aan te raden veulens vanaf 2,5 maand te ontwormen tegen spoelwormen. Bij spoelworm komt resistentie voor tegen ivermectine en moxidectine. Het is dus aan te raden te kiezen voor een ontwormmiddel uit één van de andere twee groepen: pyrantel of fenbendazol.
Rode bloedworm / kleine strongyliden
Rode bloedworm wordt vooral veel gezien bij jonge paarden tussen de 1 tot 3 jaar oud en is een groot probleem binnen de paardenwereld. Opgenomen larven van de rode bloedworm kunnen zich innestelen in de slijmvlieslaag van de dikke en blinde darm.
De larven gaan hier in een ruststadium. Als de larven weer uit de slijmvlieslaag kruipen, meestal in de winter, vertoont het jonge paard meestal ziekteverschijnselen. De paarden kunnen ernstig vermageren, een doffe, uitstaande vacht hebben, diarree vertonen en koliekverschijnselen hebben. Het risico op een besmetting met rode bloedworm wordt groter naarmate er meer paarden op hetzelfde stuk weiland gehouden worden en naarmate er meer jonge paarden aanwezig zijn onder de drie jaar. Om de infectiedruk niet te hoog te laten worden, is het aan te raden om minstens twee keer per week de mest uit het weiland te verwijderen. Het is zinvol om mestonderzoek te laten doen op eieren van de rode bloedworm voor het begin van het weideseizoen of in maart als de paarden permanent buiten staan. Dit mestonderzoek dient regelmatig herhaald te worden.
Rode bloedworm kan worden aangepakt met ivermectine of moxidectine. Ivermectine is niet effectief tegen de ingenestelde larven. Moxidectine is hier gedeeltelijk effectief tegen, maar lijkt resistentie in de hand te werken.
Grote strongyliden
Ook deze wormen trekken door het lichaam van het paard heen. De larven kruipen, na opname, in de darmwand en kruipen door naar de kleine bloedvaatjes van de darmen. Ze kruipen tegen de bloedstoom in en uiteindelijk komen ze uit bij een grote slagader, de arteria mesenterica cranialis, die door de scheilswortel heen loopt. De scheilswortel is een structuur waarmee de darmen van het paard aan het dak van de buikholte bevestigd zitten. De meestal jonge paarden worden met name ziek door de beschadiging van de kleine bloedvaten, maar later ook door schade aan de slagader. Dit komt doordat de bloedvoorziening van de darmen verstoort raakt. Het paard kan ernstige koliekverschijnselen krijgen ten gevolge van deze infectie.
Infecties met grote strongyliden komen bijna niet meer voor op bedrijven en vormen een minder groot probleem dan vroeger. Er is nog geen resistentie bekend van grote strongyliden tegen wormmiddelen en deze worden daarom vaak behandeld met ivermectine of moxidectine.
Lintworm
Paarden met lintwormen hebben een grotere kans om koliek te krijgen. Lintworm komt het paard binnen met behulp van een mijt, die het paard tijdens het grazen opneemt. De mosmijt komt met name in het najaar op de weide voor.
De lintwormkop zuigt zich vast aan de darmwand en produceert achter zich steeds meer geledingen, waarin zich eieren ontwikkelen. Die geledingen scheidt het paard met de mest uit. Op de plek waar de kop van de lintworm zich vasthecht, meestal op de overgang tussen de dunne darm en de blinde darm kunnen zich ontstekingen ontwikkelen. Het is bewezen dat de aanwezigheid van lintworm in het paard zorgt voor een verhoogde kans op koliek.
bron: Paardenarts
Veulenworm
Veulens van enkele dagen oud kunnen al besmet worden met larven van de veulenworm. Voordat de veulens verschijnselen vertonen, zijn ze meestal al enkele weken oud. Ze kunnen diarree hebben, maar ook vermageren. Wanneer de veulens enkele maanden oud zijn, hebben ze een goede afweer tegen deze worm opgebouwd en laten geen verschijnselen meer zien. Zonder reden is het vaak onnodig veulens standaard tegen veulenworm te ontwormen. Treedt er toch diarree op bij het jonge veulen, dan is het mogelijk om via mestonderzoek te controleren of dit door veulenworm komt. Bij bedrijven waar besmetting met veulenworm een bekend probleem is uit voorgaande jaren, kan eventueel zonder mestonderzoek ontwormd worden met ivermectine. Niet alle wormmiddelen zijn geschikt voor veulens, ontworm een veulen jonger dan vier maanden bijvoorbeeld nooit met moxidectine!
Spoelworm (Parascaris equorum)
Spoelworm komt vooral voor bij veulens tot ongeveer een jaar oud. De eieren worden via het gras of in de stal opgenomen door het veulen en vervolgens maakt deze parasiet een hele trektocht door het lichaam. De larven komen o.a. in de longen terecht, waardoor het veulen ziek kan worden. Verschijnselen kunnen zijn: hoesten, neusuitvloeiing, lusteloosheid en vermageren.
Doordat het veulen de larven ophoest en vervolgens doorslikt, komt de worm in de dunne darm terecht. De worm is dan ondertussen volwassen geworden. Ook hierdoor kan het veulen lusteloos worden en vermageren. Als er veel volwassen spoelwormen in de dunne darm zitten, kan het echter ook gebeuren dat deze wormen zorgen voor een verstopping in de darmen met alle gevolgen van dien! Een spoelwormverstopping heeft vaak de dood tot gevolg!
Als het veulen ouder wordt, bouwt het paard een goede afweer op tegen de spoelworm. De spoelworm is dus vooral gevaarlijk voor veulens gedurende het eerste levensjaar. Het is verstandig om veulens vanaf 2.5 maand te onderzoeken op de aanwezigheid van spoelwormeieren in de mest. Bij bedrijven waar problemen zijn met spoelwormen is het aan te raden veulens vanaf 2,5 maand te ontwormen tegen spoelwormen. Bij spoelworm komt resistentie voor tegen ivermectine en moxidectine. Het is dus aan te raden te kiezen voor een ontwormmiddel uit één van de andere twee groepen: pyrantel of fenbendazol.
Rode bloedworm / kleine strongyliden
Rode bloedworm wordt vooral veel gezien bij jonge paarden tussen de 1 tot 3 jaar oud en is een groot probleem binnen de paardenwereld. Opgenomen larven van de rode bloedworm kunnen zich innestelen in de slijmvlieslaag van de dikke en blinde darm.
De larven gaan hier in een ruststadium. Als de larven weer uit de slijmvlieslaag kruipen, meestal in de winter, vertoont het jonge paard meestal ziekteverschijnselen. De paarden kunnen ernstig vermageren, een doffe, uitstaande vacht hebben, diarree vertonen en koliekverschijnselen hebben. Het risico op een besmetting met rode bloedworm wordt groter naarmate er meer paarden op hetzelfde stuk weiland gehouden worden en naarmate er meer jonge paarden aanwezig zijn onder de drie jaar. Om de infectiedruk niet te hoog te laten worden, is het aan te raden om minstens twee keer per week de mest uit het weiland te verwijderen. Het is zinvol om mestonderzoek te laten doen op eieren van de rode bloedworm voor het begin van het weideseizoen of in maart als de paarden permanent buiten staan. Dit mestonderzoek dient regelmatig herhaald te worden.
Rode bloedworm kan worden aangepakt met ivermectine of moxidectine. Ivermectine is niet effectief tegen de ingenestelde larven. Moxidectine is hier gedeeltelijk effectief tegen, maar lijkt resistentie in de hand te werken.
Grote strongyliden
Ook deze wormen trekken door het lichaam van het paard heen. De larven kruipen, na opname, in de darmwand en kruipen door naar de kleine bloedvaatjes van de darmen. Ze kruipen tegen de bloedstoom in en uiteindelijk komen ze uit bij een grote slagader, de arteria mesenterica cranialis, die door de scheilswortel heen loopt. De scheilswortel is een structuur waarmee de darmen van het paard aan het dak van de buikholte bevestigd zitten. De meestal jonge paarden worden met name ziek door de beschadiging van de kleine bloedvaten, maar later ook door schade aan de slagader. Dit komt doordat de bloedvoorziening van de darmen verstoort raakt. Het paard kan ernstige koliekverschijnselen krijgen ten gevolge van deze infectie.
Infecties met grote strongyliden komen bijna niet meer voor op bedrijven en vormen een minder groot probleem dan vroeger. Er is nog geen resistentie bekend van grote strongyliden tegen wormmiddelen en deze worden daarom vaak behandeld met ivermectine of moxidectine.
Lintworm
Paarden met lintwormen hebben een grotere kans om koliek te krijgen. Lintworm komt het paard binnen met behulp van een mijt, die het paard tijdens het grazen opneemt. De mosmijt komt met name in het najaar op de weide voor.
De lintwormkop zuigt zich vast aan de darmwand en produceert achter zich steeds meer geledingen, waarin zich eieren ontwikkelen. Die geledingen scheidt het paard met de mest uit. Op de plek waar de kop van de lintworm zich vasthecht, meestal op de overgang tussen de dunne darm en de blinde darm kunnen zich ontstekingen ontwikkelen. Het is bewezen dat de aanwezigheid van lintworm in het paard zorgt voor een verhoogde kans op koliek.
bron: Paardenarts