In de zaak betekende dit de ontbinding van de pachtovereenkomst. Echter stelt het Hof met het vonnis een precedent voor de paardensector!

In 3.7 van het vonnis leest: "[appellant] heeft het gepachte de laatste decennia hoofdzakelijk gebruikt voor het voor derden opfokken van paarden, die als veulen bij hem gebracht worden totdat ze ongeveer drie jaar oud zijn. Het hof is van oordeel dat deze activiteit van [appellant] geen veehouderij betreft en daarmee geen landbouwactiviteit, zoals bedoeld in artikel 7:312 BW. Veehouderij in de zin van artikel 7:312 BW kan betrekking hebben op paarden, die worden gefokt met het overwegende oogmerk om ze te verhandelen. Van veehouderij in de hiervoor bedoelde zin is geen sprake bij activiteiten die bestaan uit het verlenen van diensten met betrekking tot dieren, zoals de tijdelijke terbeschikkingstelling van dieren (bijvoorbeeld rijpaarden) of het bieden van onderdak aan dieren (bijvoorbeeld een dierenpension). Beslissend is of de dieren of producten die de dieren voortbrengen voor de verkoop zijn bestemd."

Of het precedent kan veralgemeend worden is echter nog de vraag...

Lees het vonnis hier