Ard van den Eertwegh bouwt tegenwoordig hindernissen maar ook parcoursen. Hij sprong ooit even Z, werd later springjurylid maar was eigenlijk voorbestemd om in de bakkerswereld zijn brood te verdienen. Een paar jaar geleden volgde hij zijn hart, helemaal klaar met managers en ploegendiensten. Ard vertelt hoe het zo gelopen is en hoe hij denkt over de hindernissen in het kader van de opleiding van springpaarden.
Nijnsel is een klein kerkdorp bij Sint-Oedenrode. De familie Van den Eertwegh heeft er sinds decennia een bakkerij. Ard groeide er samen met zus Annet en broer John op, waarbij voor kleine Ard de achterburen bijzonder interessant waren: “Dat was de familie Sijbers, die hadden een aantal merries staan en dat vond ik toen al machtig. Een van die merries was de Doruto-merrie Janet, later de moeder van Zamira ZB, het internationale springpaard van Piet Raijmakers. Mijn vader had net buiten Nijnsel een wei met drie Welsh-pony’s, puur voor de hobby. Naar de fokdagen en de keuringen, een veulentje fokken, dat was de hobby van ons pa. Een van die pony’s werd in de IBOP-test gereden door Jac Laarakkers, en toen ben ik even op les gegaan omdat ik de pony daarna zou gaan rijden. Ik vond het niks, dat snelle gehobbel.”
[caption id="attachment_167507" align="alignnone" width="423"] Als klein manneke bij de Doruto-merrie Janet, moeder van Zamira ZB[/caption]
Vader Rien zag wel in dat het tussen de pony’s en Ard niet klikte en hij besloot ze in te ruilen voor een paard. “Dat werd een jonge Nieuwland, Tarvo B. Die naam snap je wel, de B stond voor Bakkershof, ongeveer zoals Zangersheide toen de Z had, haha. Een klassieke stamboekmerrie met een super karakter, dat paste mij veel beter. Jan Sijbers ging hem rijden en ik vroeg een startkaart aan. Op mijn elfde, maar je moest twaalf zijn. Bij de KNHS sta ik nou nog steeds geregistreerd als geboren in 1969 maar dat is eigenlijk 1970. Toen maakte niemand daar een probleem van, ook niet omdat ik wat groot was voor mijn leeftijd.” Ard ging op de club in de les bij mensen als Jan de Leijer, Fried van Stiphout en Maarten van den Bosch.
Een aantal paarden volgde maar een paard dat bepalend was voor de steeds bredere springinteresse bleek de jonge Naturel Aturel: “Ik heb prachtige herinneringen aan de maandagavonden op de manege in Son, waar we les kregen van Piet Raijmakers. Een geweldige mengelmoes van mensen, je dacht dat je de wereld kon springen als Piet het begeleidde. En dan na de lessen napraten, met Piet aan het woord, prachtig. Met Aturel heb ik toen nog een keer Z gesprongen, daarna is ie verkocht.” In de tussentijd ging Ard naar de Middelbare Vakschool om zelfstandig bakker te kunnen worden, de enige MTS daarvoor in Nederland.
En Ard ging in dienst, bij de Gele Rijders in Schaarsbergen, onder begeleiding van majoor Carel Soethout, zoon van wijlen Evert Soethout uit Oost- West- en Middelbeers. Een van de collega’s was ene Edward Gal: “Ja, we hebben samen in een span gezeten, we reden shows: hij op een van de eerste paarden, ik op een van de achterste. Tijdens de Taptoe Breda, in Geesteren, bij het 200-jarig bestaan van het korps rijdende artillerie in Arnhem. Niemand kende hem maar iedereen zag wel hoeveel talent hij had. Een simpel driejarig Gelders paard, wat hij die in korte tijd allemaal leerde, daar stonden we van versteld. Als we elkaar zien op Indoor Brabant of zo, praten we snel even bij, dat is leuk.”
[caption id="attachment_167504" align="alignnone" width="960"] Ard van den Eertwegh achteraan op het linkse span, Edward Gal vooraan.[/caption]
In de bakkerswereld vond Ard al snel een werkkring bij Peijnenburg en later bij soortgelijke bedrijven in de regio: ”Het nadeel was de ploegendiensten, wat in die wereld heel normaal is. Actief rijden ging toen bijna niet meer. Om toch betrokken te blijven ben ik in 2000 de jurycursus springen gaan volgen. Ik was toen nog werkzaam in de voedingsindustrie, als leidinggevende. Maar er werd zo’n enorme druk op mensen gezet, ik kon niet tegen die verantwoordelijkheid. Ik probeerde de mensen toch een beetje te beschermen met als gevolg dat ik zelf op het randje liep, het brak me op. Ik ben weg gegaan, wilde naar Ward van den Berk, maar er was ook werk bij Bavaria. Dat vonden ze thuis een veel beter idee: stabieler, zekerder en zo. Ik heb het drie maanden volgehouden, toen was ik het helemaal zat. Ik heb Ward gebeld en ik kon komen. Ik zou voor zijn bedrijf Combipro in de hindernissen gaan werken plus de omheiningen plaatsen voor Poda. We groeien nu langzamerhand naar steeds meer hindernis-dagen dan omheiningen-dagen. In de hindernissen ben ik nu het gezicht van Combipro.”
In 2016 schreef Ard zich in voor de cursus parcoursbouwer. Onder leiding van Kris van Gelder en Quinten Maertens leerde hij het vak: “Het mooie is dat in die cursus iedereen paard heeft gereden. Door discussies met wederzijds respect leerden we veel van elkaar. En het was ook mooi om met Hein van Driel en Jan Albers naar Ermelo te rijden, superritten waren dat. Ik heb het geluk gehad dat ik zes stage-wedstrijden heb mogen bouwen bij Alphons Veugelers, fantastisch om mee te werken. In september ben ik geslaagd in Maassluis. Ik had de gok genomen dat ik zou slagen want eind september had ik ook mijn eerste eigen klus aangenomen in Son, op de manege van de familie Van Diest, waar ik vroeger les had van Piet Raijmakers. Je wilt graag meters maken, je bent leergierig. Ik ben teruggegaan naar Maassluis, heb collega’s geholpen op allerlei plaatsen, gevraagd of ik met Henk Linders mee mocht, of met Marius Bens naar de Brabantse kampioenschappen. Het is leren, leren en leren.”
Als vrijwilliger was Ard lang actief in de stallen van Indoor Brabant. Maar nu belde Frank Kemperman zelf even op: Rick Velstra had de suggestie gedaan om Ard bij het parcoursbouwersteam in te delen: “Een jongensdroom die uitkwam! Je hebt daar een groep parcoursbouwers onder aansturing van Quinten en Louis Konickx, met een Finse parcoursbouwer, Paul Rooijmans, Carolien Verhoeven, en dan een groep parcoursbouwers, verdeeld over twee pistes. Je wordt dan ingedeeld om een bepaalde groep hindernissen uit te zetten en als Louis zegt dat het goed, bouw je die op, samen met de vrijwilligersclub van –alweer- de manege uit Son. Ik voor de eerste keer met mijn stropdas. Indoor Brabant is een thuis, met heel veel gemoedelijkheid onder elkaar, met mensen die ontzettend veel werk verrichten. De groep uit Son heb ik als parcoursbouwer nu meegemaakt: een grote pluim voor wat die verzetten. Met een terecht dankwoordje van Frank Kemperman.”
[caption id="attachment_167505" align="alignnone" width="960"] Als parcoursbouwer tijdens Indoor Brabant[/caption]
Conflicterend met Combipro is het bouwen zeker niet, daar is de nuchtere Ard van den Eertwegh de persoon niet naar: “Ik heb van mijn hobby mijn werk gemaakt maar het moet elkaar niet bijten. Ik ga me niet profileren van: hé, ik verkoop ook hindernissen. Iets anders is dat mensen me er wel op aanspreken, zo van: jij verkoop toch ook hindernissen? En soms vraagt iemand dan om een offerte, zo heb ik bij voorbeeld voor bedrijven in Maassluis ook hindernissen gemaakt.”
Hobby en werk, daar hoort ook verantwoordelijkheid bij. Het is niet voor niets dat Ard naast zijn gezin met Ardie (‘niet onbelangrijk want zij laat me toch m’n gang gaan’), dochter Lieke (17) en zoon Teun (15) ook nog bestuurslid is van de vereniging van parcoursbouwers: “We hebben toch een rol in de opleiding van paarden, ook van de paarden die later het hogere werk in gaan. Jammer genoeg zien we te veel dezelfde soorten hindernissen terug, met een plankje of een onderzethekje. Ik heb als parcoursbouwer nog nooit een muur gebouwd maar die gaan ze wel springen, misschien al wel in Lanaken. Ik vind met veel collega’s dat we vanuit de top terug moeten vertalen: jonge paarden moeten in een eerder stadium dingen zien waar ze later mee te maken krijgen. Een muurtje met een balkje erboven, eenvoudige waterhindernissen. Er zijn toch ook paarden die we willen verkopen als hunters. Op individuele stallen zie je dat wel, maar op basisconcoursen zie je nauwelijks onderdelen die daarop voorbereiden. Gelukkig zien we wel steeds meer verschillen in aanleuning, het hoeft zeker niet meer symmetrisch. En wat mij betreft is het allemaal licht: het verenigingsleven is gebaseerd op vrijwilligers, daarom alleen al zijn lichte hindernissen beter, mensen moeten het graag blijven doen!”
Combipro Hindernissen op Universal Horse Data
Combipro Hindernissen op Facebook
Ard van den Eertwegh bouwt tegenwoordig hindernissen maar ook parcoursen. Hij sprong ooit even Z, werd later springjurylid maar was eigenlijk voorbestemd om in de bakkerswereld zijn brood te verdienen. Een paar jaar geleden volgde hij zijn hart, helemaal klaar met managers en ploegendiensten. Ard vertelt hoe het zo gelopen is en hoe hij denkt over de hindernissen in het kader van de opleiding van springpaarden.
Nijnsel is een klein kerkdorp bij Sint-Oedenrode. De familie Van den Eertwegh heeft er sinds decennia een bakkerij. Ard groeide er samen met zus Annet en broer John op, waarbij voor kleine Ard de achterburen bijzonder interessant waren: “Dat was de familie Sijbers, die hadden een aantal merries staan en dat vond ik toen al machtig. Een van die merries was de Doruto-merrie Janet, later de moeder van Zamira ZB, het internationale springpaard van Piet Raijmakers. Mijn vader had net buiten Nijnsel een wei met drie Welsh-pony’s, puur voor de hobby. Naar de fokdagen en de keuringen, een veulentje fokken, dat was de hobby van ons pa. Een van die pony’s werd in de IBOP-test gereden door Jac Laarakkers, en toen ben ik even op les gegaan omdat ik de pony daarna zou gaan rijden. Ik vond het niks, dat snelle gehobbel.”
[caption id="attachment_167507" align="alignnone" width="423"] Als klein manneke bij de Doruto-merrie Janet, moeder van Zamira ZB[/caption]
Vader Rien zag wel in dat het tussen de pony’s en Ard niet klikte en hij besloot ze in te ruilen voor een paard. “Dat werd een jonge Nieuwland, Tarvo B. Die naam snap je wel, de B stond voor Bakkershof, ongeveer zoals Zangersheide toen de Z had, haha. Een klassieke stamboekmerrie met een super karakter, dat paste mij veel beter. Jan Sijbers ging hem rijden en ik vroeg een startkaart aan. Op mijn elfde, maar je moest twaalf zijn. Bij de KNHS sta ik nou nog steeds geregistreerd als geboren in 1969 maar dat is eigenlijk 1970. Toen maakte niemand daar een probleem van, ook niet omdat ik wat groot was voor mijn leeftijd.” Ard ging op de club in de les bij mensen als Jan de Leijer, Fried van Stiphout en Maarten van den Bosch.
Een aantal paarden volgde maar een paard dat bepalend was voor de steeds bredere springinteresse bleek de jonge Naturel Aturel: “Ik heb prachtige herinneringen aan de maandagavonden op de manege in Son, waar we les kregen van Piet Raijmakers. Een geweldige mengelmoes van mensen, je dacht dat je de wereld kon springen als Piet het begeleidde. En dan na de lessen napraten, met Piet aan het woord, prachtig. Met Aturel heb ik toen nog een keer Z gesprongen, daarna is ie verkocht.” In de tussentijd ging Ard naar de Middelbare Vakschool om zelfstandig bakker te kunnen worden, de enige MTS daarvoor in Nederland.
En Ard ging in dienst, bij de Gele Rijders in Schaarsbergen, onder begeleiding van majoor Carel Soethout, zoon van wijlen Evert Soethout uit Oost- West- en Middelbeers. Een van de collega’s was ene Edward Gal: “Ja, we hebben samen in een span gezeten, we reden shows: hij op een van de eerste paarden, ik op een van de achterste. Tijdens de Taptoe Breda, in Geesteren, bij het 200-jarig bestaan van het korps rijdende artillerie in Arnhem. Niemand kende hem maar iedereen zag wel hoeveel talent hij had. Een simpel driejarig Gelders paard, wat hij die in korte tijd allemaal leerde, daar stonden we van versteld. Als we elkaar zien op Indoor Brabant of zo, praten we snel even bij, dat is leuk.”
[caption id="attachment_167504" align="alignnone" width="960"] Ard van den Eertwegh achteraan op het linkse span, Edward Gal vooraan.[/caption]
In de bakkerswereld vond Ard al snel een werkkring bij Peijnenburg en later bij soortgelijke bedrijven in de regio: ”Het nadeel was de ploegendiensten, wat in die wereld heel normaal is. Actief rijden ging toen bijna niet meer. Om toch betrokken te blijven ben ik in 2000 de jurycursus springen gaan volgen. Ik was toen nog werkzaam in de voedingsindustrie, als leidinggevende. Maar er werd zo’n enorme druk op mensen gezet, ik kon niet tegen die verantwoordelijkheid. Ik probeerde de mensen toch een beetje te beschermen met als gevolg dat ik zelf op het randje liep, het brak me op. Ik ben weg gegaan, wilde naar Ward van den Berk, maar er was ook werk bij Bavaria. Dat vonden ze thuis een veel beter idee: stabieler, zekerder en zo. Ik heb het drie maanden volgehouden, toen was ik het helemaal zat. Ik heb Ward gebeld en ik kon komen. Ik zou voor zijn bedrijf Combipro in de hindernissen gaan werken plus de omheiningen plaatsen voor Poda. We groeien nu langzamerhand naar steeds meer hindernis-dagen dan omheiningen-dagen. In de hindernissen ben ik nu het gezicht van Combipro.”
In 2016 schreef Ard zich in voor de cursus parcoursbouwer. Onder leiding van Kris van Gelder en Quinten Maertens leerde hij het vak: “Het mooie is dat in die cursus iedereen paard heeft gereden. Door discussies met wederzijds respect leerden we veel van elkaar. En het was ook mooi om met Hein van Driel en Jan Albers naar Ermelo te rijden, superritten waren dat. Ik heb het geluk gehad dat ik zes stage-wedstrijden heb mogen bouwen bij Alphons Veugelers, fantastisch om mee te werken. In september ben ik geslaagd in Maassluis. Ik had de gok genomen dat ik zou slagen want eind september had ik ook mijn eerste eigen klus aangenomen in Son, op de manege van de familie Van Diest, waar ik vroeger les had van Piet Raijmakers. Je wilt graag meters maken, je bent leergierig. Ik ben teruggegaan naar Maassluis, heb collega’s geholpen op allerlei plaatsen, gevraagd of ik met Henk Linders mee mocht, of met Marius Bens naar de Brabantse kampioenschappen. Het is leren, leren en leren.”
Als vrijwilliger was Ard lang actief in de stallen van Indoor Brabant. Maar nu belde Frank Kemperman zelf even op: Rick Velstra had de suggestie gedaan om Ard bij het parcoursbouwersteam in te delen: “Een jongensdroom die uitkwam! Je hebt daar een groep parcoursbouwers onder aansturing van Quinten en Louis Konickx, met een Finse parcoursbouwer, Paul Rooijmans, Carolien Verhoeven, en dan een groep parcoursbouwers, verdeeld over twee pistes. Je wordt dan ingedeeld om een bepaalde groep hindernissen uit te zetten en als Louis zegt dat het goed, bouw je die op, samen met de vrijwilligersclub van –alweer- de manege uit Son. Ik voor de eerste keer met mijn stropdas. Indoor Brabant is een thuis, met heel veel gemoedelijkheid onder elkaar, met mensen die ontzettend veel werk verrichten. De groep uit Son heb ik als parcoursbouwer nu meegemaakt: een grote pluim voor wat die verzetten. Met een terecht dankwoordje van Frank Kemperman.”
[caption id="attachment_167505" align="alignnone" width="960"] Als parcoursbouwer tijdens Indoor Brabant[/caption]
Conflicterend met Combipro is het bouwen zeker niet, daar is de nuchtere Ard van den Eertwegh de persoon niet naar: “Ik heb van mijn hobby mijn werk gemaakt maar het moet elkaar niet bijten. Ik ga me niet profileren van: hé, ik verkoop ook hindernissen. Iets anders is dat mensen me er wel op aanspreken, zo van: jij verkoop toch ook hindernissen? En soms vraagt iemand dan om een offerte, zo heb ik bij voorbeeld voor bedrijven in Maassluis ook hindernissen gemaakt.”
Hobby en werk, daar hoort ook verantwoordelijkheid bij. Het is niet voor niets dat Ard naast zijn gezin met Ardie (‘niet onbelangrijk want zij laat me toch m’n gang gaan’), dochter Lieke (17) en zoon Teun (15) ook nog bestuurslid is van de vereniging van parcoursbouwers: “We hebben toch een rol in de opleiding van paarden, ook van de paarden die later het hogere werk in gaan. Jammer genoeg zien we te veel dezelfde soorten hindernissen terug, met een plankje of een onderzethekje. Ik heb als parcoursbouwer nog nooit een muur gebouwd maar die gaan ze wel springen, misschien al wel in Lanaken. Ik vind met veel collega’s dat we vanuit de top terug moeten vertalen: jonge paarden moeten in een eerder stadium dingen zien waar ze later mee te maken krijgen. Een muurtje met een balkje erboven, eenvoudige waterhindernissen. Er zijn toch ook paarden die we willen verkopen als hunters. Op individuele stallen zie je dat wel, maar op basisconcoursen zie je nauwelijks onderdelen die daarop voorbereiden. Gelukkig zien we wel steeds meer verschillen in aanleuning, het hoeft zeker niet meer symmetrisch. En wat mij betreft is het allemaal licht: het verenigingsleven is gebaseerd op vrijwilligers, daarom alleen al zijn lichte hindernissen beter, mensen moeten het graag blijven doen!”
Combipro Hindernissen op Universal Horse Data
Combipro Hindernissen op Facebook