‘Hoe train je het ruiteroog?’ Ruim vierhonderd trainers, instructeurs, ruiters en belangstellenden kregen het antwoord op deze vraag van bondscoach Rob Ehrens, die op zijn plezierige en vooral deskundige manier het KNHS-trainersseminar springen 2017 zijn kennis bijbracht. “Veel dressuurmatig werken en wendingen verzorgen, zorgen ervoor dat kunt rijden zoals het moet”, is de rode draad volgens Ehrens.

 “Het ruiteroog is gekoppeld aan het gevoel van de ruiter”, opende Rob Ehrens de avond, toen de vraag ‘Hoe train je het ruiteroog?’ als thema van de het trainersseminar gepresenteerd werd. “Je hebt ruiters die heel goed afstanden in kunnen schatten, ruiters die een afstand pas laat zien en er zijn ruiters die het gewoon niet zien.” Ook voor de laatste twee groepen is er hoop volgens Ehrens. “Het ruiteroog train ik door veel te oefenen en vaak te herhalen. Het gaat om controle. Dat geldt niet alleen voor het springen, maar ook voor dressuur en eventing. In alle disciplines van de paardensport moet je controle hebben over alle gangen van het paard.”

EEN PARCOURS SPRINGEN IS DRESSUUR RIJDEN TUSSEN  HINDERNISSEN

Terwijl Nelle Bijlsma haar zesjarige Giardo (v.Indoctro) en Sanne de Jong haar eventer Enjoy (v.Cartano) los werken voor de eerste praktische clinic van de avond, vervolgt Ehrens: “Het is eigenlijk simpel. Een springparcours rijden is dressuur rijden tussen de hindernissen. Daarbij is communicatie met het paard belangrijk. Het paard moet de ruiter begrijpen. Daar moet je in de basis al aan werken. Dat doe je door de hoeken van de rijbaan te gebruiken, het paard met de been naar de hand rijden. De buitenteugel bepaalt daarbij het tempo.” Dat demonstreerde Ehrens de gehele avond met zes combinaties. Met de jonge paarden in de eerste groep lag het accent voor Ehrens op de controle op het tempo en het goed rijden van de wendingen waar lage steilsprongen op de grote volte werden gesprongen. Ehrens varieerde de training door Nella en Sanne achtjes door de rijbaan te rijden en de lage sprongen te springen. “Deze amazones zijn eigenlijk te goed”, liet Rob zich ontvallen. De jonge paarden pakten het werk heel goed op en de amazones deden wat Ehrens ze vroeg. “Op de volte kun je werken aan stelling en buiging, de controle op het paard en daarmee de afstand bepalen. Je bent het paard aan het losmaken en je probeert controle te zoeken.” Voor de trainers had hij een duidelijk advies: “Probeer de hindernissen tijdens de training zo neer te zetten dat het educatief is.” Constant hamerde Ehrens op het gymnastiseren van het paard om de controle te krijgen. Hij besloot de eerste sessie dan ook met de opmerking: “Een paard moet in zijn lichaam klaar zijn en doen wat we als ruiters van hem willen.”

PAARDRIJDEN IS DENKEN: JE MOET PROBLEMEN PROBEREN VOOR TE BLIJVEN

Twee combinaties die in de klasse Z uitkomen, Hester Klompmaker met de zevenjarige merrie Firebridge (v.Numero Uno) en de veertienjarige Lysanne Kruizinga op Casina (v.Numero Uno) kwamen in de baan voor de tweede clinic met Rob Ehrens. Ondanks het hogere niveau van de combinaties besteedde de bondscoach veel aandacht aan het loswerken van de merries, die meer spanning over zich hadden dan de paarden van Nella en Sanne. “Geef zelf als ruiter eerst de ontspanning aan. Werk bij het rijden naar de controle en het gymnastiseren van het paard. Het is de taak van de ruiter om het paard meer op de ruiter te laten letten, dan aan alles om hem heen.” Voor deelnemers op de tribune had Ehrens een boodschap. “Als trainers en instructeurs moet je er alert op zijn dat elk moment dat je met de ruiter aan het werk bent, hij of zij het paard aan het gymnastiseren is en dat een ruiter met zijn paard communiceert. De losrijfase is zo ongelooflijk belangrijk. Niet zeggen van we gaan wel springen als je paard los is. Belangrijk is het communicatieverhaal ruiter-paard, maar ook als trainer en leerling moet je met elkaar sparren. Vraag hoe het voelt. Niet alles is zichtbaar. We kunnen helaas niet alles zien, daarom is praten met je leerling zo belangrijk.” “Het been vloeit in de hand”, herhaalde Rob elke keer. “Blijf er aan werken om de lossigheid in het lichaam van je paard te krijgen.” Dan krijg je de controle die nodig is om de juiste afstand naar de sprong te krijgen. Paardrijden is eigenlijk niets anders dan communiceren met je paard. Een goed gereden paard zal de hand van de ruiter volgen. Als een ruiter te sterk blijft, dan volgt een paard de hand niet. Dat maakt het paardrijden leuk. Als ik dat en dat doe, dan krijg ik dat van het paard terug. Maar het gaat niet altijd zoals het in de boekjes staat. Je moet wat ondernemen. Paardrijden is denken. Je moet problemen proberen voor te blijven. Moeilijke dingen zijn juist leuk.”

ONTSPANNING EN TEMPOCONTROLE: GEBRUIK EEN GOED GEBOGEN VOLTE

Op de grote volte in het midden van de rijbaan maken Hester en Lysanne de eerste sprongetjes. “De afstand van Lysanne is niet verkeerd”, vertelt Rob. “Jouw paard gooit zich over het sprongetje met het gevolg dat hij niet goed landt. Lysanne moet nu zoveel doen om haar paard onder controle te krijgen, dat haar kijk op de sprong weg raakt. Ze moet werken aan het lichaam van het paard. Weer meer aan de controle werken. Haar paard krult zich voor op en loopt met zijn lichaam door.” De volgende sprongen gaan al beter. “De sprong is al gecontroleerder”, geeft Rob een compliment. “Hoe dichter je zelf aan het paard kan blijven, hoe beter het is.” De merrie van Hester schiet wat onder haar weg op de lage sprongetjes. “Hester, breng ontspanning over”, vraagt Rob de stijlvolle amazone. “Hoe spannender het voor het paard is, hoe ontspannender het voor de ruiter moet zijn. Als ruiter moet je niet je ademhaling vastzetten. Dat neemt het paard over. Ontspannen op je paard zitten. Als een paard gespannen is en dan veel meer van de ruiter weg wil lopen, dan kan je grote voltes maken. Maar daar wordt het moeilijker van. Maak de voltes kleiner. Maar ik ga de voltes niet kleiner trekken, maar wel klein rijden, gebogen om het binnenbeen met een controlerende buitenteugel. Tijdens deze oefening zal het paard toch gaan ontspannen.” Rob maakt de steilsprong een paar gaten hoger. “Dit stelt niets voor. Als ruiter is dat gewoon hetzelfde sprongetje.” Hesters paard wil de sprong te snel maken. “Gecontroleerd bij de sprong laten lopen, zodat ze meer naar de ruiter toe gaat springen”, is het advies van Rob. Lysanne krijgt een steeds betere afstand op de hindernis. “Na de sprong iets sneller afwerken. Sneller gaan reageren, Lysanne. Je blijft drie galopsprongen na de landing naar voren zitten. Eerst jezelf rechtop, op je beugel drukken en direct inwerken op je paard. Dan krijg je sneller controle naar de volgende hindernis.” De clinic loopt ten einde en de combinaties zijn meer ontspannen dan aan het begin. “Consequent zijn en dingen in de training blijven herhalen werpt zijn vruchten af”, besluit Rob de tweede clinic van de avond. “Of je nu een parcours van een meter of een parcours van 1.50 springt, het komt eigenlijk op hetzelfde neer. Je moet controle hebben. Je moet naar een oxer van 1.50 niet veel harder gaan rijden dan dat je naar een oxer van een meter doet. Het is niet het tempo dat me naar een hogere sprong kan brengen, maar de controle, het geslotene, hoe ik bij de sprong kan komen”. Daarmee opent Rob het derde blok van de avond waarin Cristel Kalf en Rink-Jan Dijkstra met hun 1.35m paarden rijden.

DURF TE GALOPPEREN

Tijd om te gaan springen. Ehrens kiest daarvoor een steilsprong uit op een lange lijn. “We gaan dadelijk testen met deze steilsprong. Dat was de vraag. We gaan kijken of we aan het ruiteroog kunnen peuteren. Het is moeilijk om van een lang stuk naar een hindernis te rijden.” Cristel en Rink-Jan krijgen een wisselende afstand op de sprong. “Onwillekeurig zijn we aan het controleren”, vertelt Rob. “Terwijl we dat juist niet willen. Belangrijkste is dat je als ruiter durft te blijven galopperen. Die hindernis komt vanzelf naar je toe.” De volgende oefening is een korte wending naar een steilsprong rijden. “De wending waar ik de hele avond op hamer moet nu gereden worden”, geeft Rob als advies aan Cristel. “Neem meer tijd. Blijf in je ritme.” Om te zorgen dat Christel de wending goed uitrijdt gaat Rob een paar meter voor de hindernis staan. “Rijd me niet omver, want dan heeft Nederland een probleem. Zoveel bondscoaches zijn er niet, anders had ik er niet zo lang gezeten”, lacht Ehrens. “Gebruik thuis in de training plastic paaltjes die je bijvoorbeeld ook in het zwembad gebruikt, om je te helpen bij het rijden van de wendingen. Dat is een veiliger manier dan een hindernisbalk op de grond te leggen. Dan heb je kans op blessures en met de plastic bandjes gebeurt er niets.” Lees het volledige verslag hier