De traditionele route naar de NMK verloopt via de stamboekkeuring, gevolgd door de Centrale Keuring, waar de beste merries worden geselecteerd. Deze route geldt in veel gevallen voor veulenboekmerries en register A-merries. In de afgelopen jaren zijn er echter alternatieve trajecten bijgekomen, bijvoorbeeld voor springmerries. Zij worden steeds vaker rechtstreeks via een aanlegtest (IBOP of EPTM) aangewezen voor de NMK, zonder tussenkomst van een Centrale Keuring.

Buitenlandse merries: aanvullende eisen

Voor buitenlandse merries — merries die zijn geregistreerd bij een buitenlands stamboek zoals Oldenburg of Zangersheide — gelden extra voorwaarden. Deze merries mogen wel deelnemen aan de KWPN-stamboekkeuring, maar worden alleen in het stamboek opgenomen als zij voldoen aan specifieke eisen rond gezondheid en/of aanleg. Dit is relevant voor zowel stamboekopname als NMK-deelname.

Gezondheidseisen

De merrie moet aantoonbaar voldoen aan de gezondheidseisen van het KWPN. Dat betekent dat zij óf het PROK-predicaat bezit, óf voldoet aan de eisen voor het D-OC-predicaat (met een score van minimaal 96), in combinatie met een röntgenologisch onderzoek van het straalbeen en spat.

Als de genetische verwantschap tussen de merrie en de KWPN-referentiepopulatie onvoldoende is — of als de betrouwbaarheid van haar genoomfokwaarde lager is dan 30% — is aanvullend röntgenonderzoek verplicht. Deze verplichting vervalt echter als de vader van de merrie al aan de röntgeneisen heeft voldaan.

Aanleg en sportprestaties

Daarnaast moet de merrie aantonen over voldoende aanleg of sportprestaties te beschikken. Dit kan op verschillende manieren:

  • Door het succesvol afleggen van een aanlegtest (IBOP of EPTM) binnen de fokrichting.

  • Of door het leveren van een sportprestatie die gelijkstaat aan de eisen voor het keurpredicaat:

    • Dressuur: Z1 + 1 winstpunt

    • Springen: 1.20m + 5 winstpunten

    • Eventing (SGW): M + 5 winstpunten

Een uitzondering geldt wanneer de vader van de merrie zelf op het hoogste niveau heeft gepresteerd. Voor een springhengst betekent dit minimaal één start op 1.50m-niveau (CSI3*) met maximaal vier strafpunten. Een dressuurhengst moet ten minste één keer zijn gestart op een CDI, met daarin een score van minimaal 65% in de Grand Prix. In dat geval hoeft de merrie zelf geen aanlegtest of sportprestatie te leveren.

Bewezen vererver

Ook de status van de vader als bewezen vererver kan invloed hebben. Een hengst wordt beschouwd als bewezen vererver als hij twee jaar op rij een sportindex laat zien met een positieve afwijking van tweemaal de standaarddeviatie, en een betrouwbaarheidspercentage van minstens 75%. Daarnaast wordt een hengst erkend als bewezen vererver als hij voldoende nakomelingen heeft die zijn opgenomen in de WBFSH-rankings: ten minste drie in de dressuur of zes in het springen. In dat geval vervalt eveneens de sportaanlegverplichting.

Wat verandert er in 2026?

Vanaf 2026 wordt het toelatingsbeleid voor buitenlandse merries versoepeld. Dan hoeven zij geen aanlegtest meer te doorlopen om te worden opgenomen in het stamboek of om een sterpredicaat te verkrijgen. Dit betekent ook dat deelname aan de NMK dan mogelijk is zonder aanlegtest, mits de merrie aan de gezondheidseisen voldoet.

De aanleg- of sporteis blijft wél gelden voor merries die in aanmerking willen komen voor het keur- of elitepredicaat. Deze voorwaarde blijft, net als voor KWPN-veulenboekmerries en register A-merries, ongewijzigd. De gezondheidseisen blijven in alle gevallen verplicht voor deelname aan de NMK.