“Of Lier mijn lievelingsconcours is? Daar lijkt het voorlopig wel op”, lacht hij. “Ik vind het geweldig hoe in België de internationale sport altijd is kunnen blijven voorgaan in deze moeilijke tijden. Ik heb deze winter vooral in Lier gesprongen maar ben ook af en toe in Sentower Park (Opglabbeek) gaan springen en het viel me vooral op hoe goed alle accommodaties alles geregeld hadden. Beide organisatoren hadden alles goed voor elkaar. Ik kan alvast terugkijken op een geslaagd indoorseizoen, ik stond vaak vooraan in het rijtje en met nog twee weken concours te gaan, kunnen daar enkel nog wat klasseringen aan toegevoegd worden”.

We hoorden iets over een weddenschap?

“Ja klopt. Ik had aan het begin van het seizoen gewed dat ik dit jaar dertig internationale overwinningen kon behalen in een 1m30 rubriek of hoger. Het heeft er even om gespand aangezien een groot deel van het seizoen wegviel, maar ik ben er toch in geslaagd. In plaats van 54 weken concours per jaren hebben we dit jaar ‘maar’ 34 weken kunnen springen. Misschien moet ik volgend jaar de inzet nog wat opvoeren, zodat het op zijn minst spannend blijft”, lacht hij.

Was het een bewuste keuze om in België te blijven springen en niet naar pakweg Spanje of Portugal af te reizen?

“Ja, we waren eigenlijk bang dat als we toch zouden besluiten om naar Spanje of Portugal te gaan, we na enkele weken of zelfs dagen terug naar huis gestuurd zouden worden. Gelukkig voor de ruiters die daar aan de start kwamen, is dat niet gebeurd, maar wij wilden het risico liever niet nemen. We hebben er daarom voor gekozen om in België te blijven. Ik rijd sowieso weinig van die touren in het Zuiden. Als er echter echt geen andere optie geweest zou zijn, waren we natuurlijk wel gegaan. Het ‘nadeel’ aan in België en Nederland rijden, is dat de concurrentie hier echt moordend is. Als je hier van start gaat in een 1m40 rubriek, zijn er vaak 80 deelnemers waarvan er 60 kans maken om de proef te winnen. Tijdens de touren in het Zuiden, is er wat minder concurrentie omdat daar meer ruiters voor hun plezier meerijden”.

In welke mate heeft Corona een impact gehad op jouw wedstrijdseizoen?

“Het is natuurlijk klote dat je niets kan plannnen; Je moet alles week per week nemen. In een normale situatie maken we onze wedstrijdplanning maanden op voorhand maar dat is nu niet mogelijk. Ik hoop dat hier naar volgend jaar toe weer wat verbetering in komt. Zeker voor het hoogste niveau van de sport zou het mooi zijn als de Global en andere grote wedstrijden weer kunnen plaatsvinden; Dit zou ook de handel ten goede komen. We bekijken dus voorlopig hoe de situatie zich verder evolueert en dan is het ‘fingers crossed’ dat we tegen april weer terug kunnen naar een ‘normalere’ situatie’.

Welke paarden zijn momenteel je toppaarden en welk paard zal voor jou altijd speciaal zijn?

“Van Schijndels Gladstone en Van Schijndels Olaya zijn momenteel mijn toppaarden. Ze zijn alle twee anders: Gladstone is een hengst die super veel vermogen heeft en vaak nul springt. Hij is niet super gecompliceerd en dat maakt hem zo een plezier om te rijden. Olaya is nog maar 8, maar ze springt nu al CSI2* Grand Prix dus ik heb goede hoop voor de toekomst. Ze heeft een echte winnaarsmentaliteit en dat maakt haar erg speciaal. Het paard dat altijd een speciale plaats in mijn hart zal hebben, is Raskin. Ik heb zo veel te danken aan dat paard. Hij heeft mijn carrière echt gemaakt; Dankzij hem heb ik de wereld afgereisd en heb ik op de mooiste concours kunnen rijden. Dat zal ik nooit vergeten”.

Ligt de focus voor jou eerder op de sport of komt er toch een fokkerij verhaal bij kijken?

“Mijn focus ligt echt op het sportieve. We hebben ons een tijdje op de fokkerij toegelegd maar dat is naar de achtergrond verdwenen. Amberlina, één van mijn voormalige topmerries, hebben we wel nog. Ik rijd ook regelmatig nakomelingen van paarden die ik in het verleden gereden heb zoals Raskin en Cosin. Dat geeft altijd een speciaal gevoel. Hannibal; die ik nu ook mee heb in Lier, is een Raskin nakomeling uit een merrie die ik zelf ook onder het zadel heb gehad. Het is leuk om de positieve kwaliteiten van zowel vader als moeder in hem samen te zien komen”. 

Tot slot: wie is je grote voorbeeld?

“Dat zal toch wel mijn vader zijn. Ik ben er natuurlijk mee opgegroeid. Hij had een enorme winnaarsmentaliteit die ik van hem geërfd heb (lacht). Ik denk dat er weinig proeven zijn die hij niet probeerde te winnen. Of de volgende generatie al klaar staat? Dat weet ik nog niet (lacht). Mijn zoon is momenteel vier jaar, bij mijzelf heeft het ook tot mijn veertiende geduurd voor ik naar een paard omkeek. Hij heeft al wel eens op een pony gezeten maar voorlopig is er nog geen grote interesse. Mij maakt het ook niet uit wat hij doet. Zolang hij maar gelukkig is, naast of in het zadel, dat is van geen belang”.