Hoe ziet het werk van de parcoursbouwer er eigenlijk uit? Hoe komt een springconcours tot stand en wat is de rol van de parcoursbouwer op een wedstrijddag? Parcoursbouwer Ard van den Eertwegh vertelt graag over zijn werk als official. ‘Het contact met de wedstrijdorganisatie, de juryleden en de deelnemers is heel belangrijk. Ik denk graag met iedereen mee en ik ben op de wedstrijddag zelf altijd beschikbaar voor ruiters die vragen hebben over afstanden in het parcours.’
Ruim vier jaar geleden rondde Ard van den Eertwegh zijn opleiding voor parcoursbouwer succesvol af. Daarnaast is Ard bestuurslid van de vereniging voor parcoursbouwers, de NVVP, en maakt hij deel uit van het Springforum. Hij vertelt wat zijn werkzaamheden als parcoursbouwer precies inhouden: ‘Het ontwerpen van een springparcours is een proces wat gedurende een periode steeds meer vorm krijgt. Het begint allemaal met een aanvraag van een wedstrijdorganisatie. Als ik word benaderd voor het bouwen van een parcours, dan ga ik eerst uitgebreid in overleg om de wensen van de organisatie te bespreken. Wat voor soort wedstrijd is het? Welke rubrieken staan op het programma? Doen er paarden of pony’s mee? Wat voor materiaal heeft de organisatie tot haar beschikking? Ik probeer alles eerst in kaart te brengen. Dan kan ik beginnen met een eerste schets te maken. Alles wat ik heb geleerd, probeer ik toe te passen bij het ontwerpen van het parcours. Ik kijk per klasse wat in de reglementen staat voorgeschreven voor toegestane hindernissen en combinatiesprongen. Ik vind het belangrijk om tijdens het parcours ook altijd een momentje van rust te creëren zodat paard en ruiter tussen de hindernissen even op adem kunnen komen. Voor de lagere klassen zet ik de eerste hindernissen altijd iets lager dan de voorgeschreven hoogte. Hiermee geef je een combinatie vertrouwen voor de rest van het parcours.’
Een parcours met een plan
Ard vervolgt: ‘Nadat de inschrijving voor de wedstrijd is gesloten en het aantal deelnemers bekend is, kan ik mijn definitieve tekening opmaken en deze voorleggen aan de wedstrijdorganisatie. Op de wedstrijddag zelf ben ik altijd ruim een uur vantevoren aanwezig. Tijdens het parcourslopen mogen ruiters me ook altijd aanspreken met bepaalde vragen over bijvoorbeeld afstanden of het aantal galopsprongen tussen de hindernissen. Niet iedere ruiter heeft een coach mee op wedstrijd en door spanning en zenuwen kunnen ruiters misschien gaan twijfelen over lijnen in het parcours. Ik help ze daar graag bij. Ik heb het parcours ten slotte gebouwd met een bepaald idee en een bedoeling. Er is vooraf lang over nagedacht en er zit altijd een plan achter. Dat plan leg ik graag uit aan iedereen die daar vragen over heeft. Het is vervolgens de taak van de ruiter om zijn eigen plan te maken en te bedenken hoe hij met zijn paard zo goed mogelijk het parcours kan rijden. Zeker in de lagere klassen, tot en met klasse M, zijn de parcoursen zo gebouwd dat een combinatie met een gelijkmatig grondtempo keurig alle hindernissen kan overwinnen, zonder na te hoeven denken over de galopsprongen. Maar dan nog moet je wel een plan hebben als je paard in het parcours ergens in de problemen komt. De tijd is daarbij een stuk minder belangrijk, want in principe is er tot en met de klasse M voor iedereen genoeg tijd om het parcours te overwinnen. Mijn doel is om voor iedere klasse steeds weer een fair en uitdagend parcours te bouwen waarbij zowel professionele ruiters als amateurs op een goede manier de finish kunnen halen.’
Bron: KNHS
Ruim vier jaar geleden rondde Ard van den Eertwegh zijn opleiding voor parcoursbouwer succesvol af. Daarnaast is Ard bestuurslid van de vereniging voor parcoursbouwers, de NVVP, en maakt hij deel uit van het Springforum. Hij vertelt wat zijn werkzaamheden als parcoursbouwer precies inhouden: ‘Het ontwerpen van een springparcours is een proces wat gedurende een periode steeds meer vorm krijgt. Het begint allemaal met een aanvraag van een wedstrijdorganisatie. Als ik word benaderd voor het bouwen van een parcours, dan ga ik eerst uitgebreid in overleg om de wensen van de organisatie te bespreken. Wat voor soort wedstrijd is het? Welke rubrieken staan op het programma? Doen er paarden of pony’s mee? Wat voor materiaal heeft de organisatie tot haar beschikking? Ik probeer alles eerst in kaart te brengen. Dan kan ik beginnen met een eerste schets te maken. Alles wat ik heb geleerd, probeer ik toe te passen bij het ontwerpen van het parcours. Ik kijk per klasse wat in de reglementen staat voorgeschreven voor toegestane hindernissen en combinatiesprongen. Ik vind het belangrijk om tijdens het parcours ook altijd een momentje van rust te creëren zodat paard en ruiter tussen de hindernissen even op adem kunnen komen. Voor de lagere klassen zet ik de eerste hindernissen altijd iets lager dan de voorgeschreven hoogte. Hiermee geef je een combinatie vertrouwen voor de rest van het parcours.’
Een parcours met een plan
Ard vervolgt: ‘Nadat de inschrijving voor de wedstrijd is gesloten en het aantal deelnemers bekend is, kan ik mijn definitieve tekening opmaken en deze voorleggen aan de wedstrijdorganisatie. Op de wedstrijddag zelf ben ik altijd ruim een uur vantevoren aanwezig. Tijdens het parcourslopen mogen ruiters me ook altijd aanspreken met bepaalde vragen over bijvoorbeeld afstanden of het aantal galopsprongen tussen de hindernissen. Niet iedere ruiter heeft een coach mee op wedstrijd en door spanning en zenuwen kunnen ruiters misschien gaan twijfelen over lijnen in het parcours. Ik help ze daar graag bij. Ik heb het parcours ten slotte gebouwd met een bepaald idee en een bedoeling. Er is vooraf lang over nagedacht en er zit altijd een plan achter. Dat plan leg ik graag uit aan iedereen die daar vragen over heeft. Het is vervolgens de taak van de ruiter om zijn eigen plan te maken en te bedenken hoe hij met zijn paard zo goed mogelijk het parcours kan rijden. Zeker in de lagere klassen, tot en met klasse M, zijn de parcoursen zo gebouwd dat een combinatie met een gelijkmatig grondtempo keurig alle hindernissen kan overwinnen, zonder na te hoeven denken over de galopsprongen. Maar dan nog moet je wel een plan hebben als je paard in het parcours ergens in de problemen komt. De tijd is daarbij een stuk minder belangrijk, want in principe is er tot en met de klasse M voor iedereen genoeg tijd om het parcours te overwinnen. Mijn doel is om voor iedere klasse steeds weer een fair en uitdagend parcours te bouwen waarbij zowel professionele ruiters als amateurs op een goede manier de finish kunnen halen.’
Bron: KNHS